......
“Vertalings verruim ons uitkyk op die lewe en die wêreld, en dit is altyd ’n verryking van die literatuur en die lesers van die doeltaal. Vir die literatuur van die brontaal beteken elke vertaling ’n verhoging van die kulturele status en internasionale aansien daarvan.” ‒ Daniel Hugo
......
Die veelsydige Vlaamse meester Hugo Claus se roman en magnum opus, Het verdriet van België, verskyn binnekort in Afrikaans. Daniel Hugo verwys na die boek as die grootste uitdaging én hoogtepunt van sy vertaalloopbaan. Die hoogleraar Yves T’Sjoen van die Universiteit van Gent is nou betrokke by interessante programme oor Claus in Vlaandere en Suid-Afrika wat vir Mei rondom die vertaling beplan word en bied van sy insigte in hierdie meesterwerk. Hugo en T’Sjoen het Willem de Vries se vrae beantwoord.
Daniel, toe jy in 2018 die eerste inwonende vertaler aan die Universiteit van Gent was, het jy heelwat boeke van Yves T’Sjoen ontvang met die oog op vertaling. Danksy hierdie wisselwerking is werk van gehaltedigters soos Benno Barnard en Marc Tritsmans nou in Afrikaans te lees met die oorspronklike teks daarnaas. Hoe het dit gebeur dat jy Hugo Claus se groot naoorlogse werk Het verdriet van België in Afrikaans vertaal het? Wat is karakteriserend aan die boek van die uiters prolifieke Claus se skrywerskap?
Daniel: Willem, ek het die opdrag van Nicol Stassen gekry om Claus se meesterwerk van 770 bladsye vir Protea Boekhuis te vertaal. En ek is hom baie dankbaar daarvoor, en beskou dit as die grootste uitdaging én die hoogtepunt van my vertaalloopbaan. Die antwoord op die tweede deel van jou vraag is te uitgebreid om hier aan te durf. Miskien moet ons dit maar aan die resensente oorlaat?
Yves: De Afrikaanse vertaling door Daniel Hugo van Hugo Claus’ meesterwerk Het verdriet van België (1983) noem ik een huzarenstuk. De roman is inmiddels in vele talen vertaald (in onder meer Duits, Engels, Frans, Italiaans, Spaans, Russisch en Chinees) maar dus nu ook in het Afrikaans. Het is een meesterproef van de meest productieve vertaler van Nederlandstalige literatuur in Zuid-Afrika. In onze gesprekken, toen Daniel “vertaler op campus” was aan de Universiteit Gent (oktober-november 2018), hadden wij het over wel meer schrijvers. In het faculteitsgebouw (Campus Boekentoren), waar Daniel een eigen werkplek had, is de vertaling van Benno Barnards Het trouwservies gestart (inmiddels uitgegeven door Naledi). Ook Marc Tritsmans’ Het zingen van de wereld kwam op het bord van de vertaler terecht – een tekstkeuze die hij zelf gemaakt heeft. Nog meer dichters passeerden in onze vele gesprekken de revue (onder anderen Paul Snoek). Recent is het plan gemaakt om een bloemlezing uit de poëzie van Eddy van Vliet te vertalen – de link met Benno Barnard heeft daartoe bijgedragen. Barnard leidde een bloemlezing uit Van Vliets lyriek in voor de reeks Dichters van nu van Poëziecentrum. Naast Protea Boekhuis is Naledi dé uitgeverij van Nederlandstalige poëzie in Afrikaanse vertaling. Over nog meer recente vertaalplannen kan ik nu publiekelijk niet zoveel kwijt, omdat bijvoorbeeld onderhandelingen over auteursrecht plaatsvinden.
Wanneer en hoe het julle albei kennis gemaak met die werk van Claus? Vertel asseblief iets oor sy bande met Suid-Afrika.
Daniel: Ek het Verdriet in 1983 – die jaar toe dit gepubliseer is – in België gelees. Ek was toe ’n vrye student aan die Katolieke Universiteit van Leuven. ’n Beter plek en tyd om dit te lees kan ek my kwalik indink. Dat ek die boek vier dekades later in Afrikaans sou vertaal, was toe natuurlik ondenkbaar. Die boek het my destyds so beïndruk dat ek uit pure verontwaardiging oor ’n kleinsielige resensie (in die Vlaamse koerant De Standaard) vir Claus ’n brief geskryf het. Hy het my nie geantwoord nie – waarskynlik omdat hy toe te besig was met die verfilming van Hendrik Conscience se klassieke teks De Leeuw van Vlaanderen (1838). Of so dink ek graag. Nader aan die waarheid is dat hy waarskynlik oorval is met bewonderaarsbriewe en my onopvallende poginkie in ’n boks gegooi het. ’n Ruk gelede het Mark Schaevers, Claus se biograaf, die briefie in die Claus-argief opgespoor en ’n skandering daarvan vir my aangestuur.
In 1997 het ek Claus op Stellenbosch ontmoet tydens die Vlaamse week op Stellenbosch. Ek het toe ’n kort radio-onderhoud met hom gevoer waarin hy my vertel het dat hy Jan Rabie in die vyftigerjare in Parys leer ken het. Van Jan onthou hy dié se blitsende oë wanneer hy uitroep: “Ek is ’n Boer!” Rabie het ook Claus se toneelstuk Een bruid in de morgen in Afrikaans vertaal. Tydens die Vlaamse week is dit deur Stellenbosch se dramastudente opgevoer, met die skrywer in die gehoor. Claus het in 1988 die roman Een zachte vernieling oor sy Paryse tyd saam met die COBRA-kunstenaarsgroep gepubliseer waarin onder andere Jan Rabie, Marjorie Wallace en Bartho Smit hul verskyning maak, maar onder skuilname.
Yves: Mijn kennismaking met Claus’ romaneske magnum opus was in 1983 verpletterend. Ik had op jeugdige leeftijd al gedichten van de Vlaamse meester gelezen, maar de roman heeft mij van mijn sokken geblazen. Jaren later las ik het boek opnieuw, maar dan anders – met meer kennis van het oeuvre van Claus en interesse voor de politiek-maatschappelijke context waaraan het verhaal refereert (Vlaamse collaboratie en de repressie na de Tweede Wereldoorlog). Het boek fascineert vanwege de vernuftige compositie, het ingenieuze spel met interteksten, de verwijzingen naar gewelddadig-extreme fracties binnen de Vlaamse beweging, de impact van de oorlog op het gezin Seynaeve. Als jonge lezer had ik daar toen geen oog voor.
Ik mocht Hugo Claus één keer persoonlijk ontmoeten, ter gelegenheid van een optreden in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent. Professor Anne Marie Musschoot en haar voorganger professor Antonin van Elslander hadden in het grote auditorium Claus te gast. Ik was begin jaren negentig assistent en mocht Claus toen even spreken. Ik weet nog dat ik na afloop parafernalia (zoals sigarettenpeukjes) van Claus heb meegenomen naar huis en jarenlang als een fetisj bewaarde in mijn bureaulade. Bewondering kan verregaand zijn. Intussen heb ik zowat alles gelezen – al weet je met Claus nooit of je effectief alles hebt gelezen. Ik geef sinds jaren college in Gent over zijn poëzie, begeleidde een proefschrift, zetelde onlangs in een leescommissie die oordeelde over een doctoraat (vroege Franse vertalingen van Claus, Universiteit Gent (UGent) en Université Catholique de Louvain-la-Neuve, UCL). Zijn werk is zeer aanwezig in mijn academische loopbaan. Jarenlang had ik gedichten van Claus, door mij overgetikt, in mijn werkkamer hangen. Nu ken ik ze uit het hoofd (allemaal uit De Oostakkerse gedichten).
......
“De Afrikaanse vertaling door Daniel Hugo van Hugo Claus’ meesterwerk Het verdriet van België (1983) noem ik een huzarenstuk.” ‒ Yves T’Sjoen
......
Over Hugo Claus en Zuid-Afrika publiceerde ik onlangs op de website de lage landen (vroeger Ons Erfdeel) en eerst op Versindaba een beschouwing. Dit is het onderwerp van twee Claus-seminaries die we in mei 2020 organiseren in Zuid-Afrika.
Jare nadat Het verdriet van België in 1983 uitgereik is, is berig dat twee van die oorspronklike, handgeskrewe hoofstukke nooit die uitgewers destyds gehaal het nie (volgens Hans Dütting se boek Hugo Claus De Reus van Vlaanderen). Vertel asseblief meer hieroor.
Yves: Dit is een clausiaanse mythe, een intrigerend verhaal. Het verhaal dat door toedoen van de meester zelf een eigen leven leidt. Kris Landuyt van Antiquariaat De Slegte in Antwerpen heeft een eigen hypothese. Hij spreekt over “het verdwijnen” van het eerste handgeschreven hoofdstuk van Het verdriet van België, door Claus naar De Bezige Bij verstuurd met het oog op een dummy (1981). Intussen schreef hij verder aan zijn roman. Het manuscript zou door de uitgeverij in een koffer zijn bewaard, samen met allerlei promotiemateriaal omtrent de roman. Claus kon zich dat niet meer herinneren toen een koper zich op een dag aanmeldde en belangstelling liet blijken voor het (tweede) manuscript van Het verdriet van België. Er is naar verluidt een deal gesloten voor de verkoop. Het openingshoofdstuk ontbrak dus – Claus beweerde zich niet meer te herinneren waar zich het manuscript bevond, aldus Kris Landuyt. Hij zou het eigenhandig hebben overgeschreven. Of misschien niet. In ieder geval ontstond toen de mythe van de “verloren hoofdstukken”, destijds door Behoud de Begeerte als een gimmick gebruikt om schrijvers uit te nodigen dan maar zelf dat “ontbrekende” hoofdstuk in Het verdriet van België voor hun rekening te nemen. Kris Landuyt maakt zich sterk dat in de editio princeps (1983) géén hoofdstuk ontbreekt. Claus zelf heeft de mythe gevoed door uitspraken in interviews. De koffer van de Bij is enkele jaren geleden ter beschikking gesteld van De Slegte, toen Landuyt een expositie opzette over Het verdriet van België. Het “ontbrekende” of “verloren gegane” hoofdstuk bleek zich nog steeds in die schatkist te bevinden. Ik ben nieuwsgierig naar de versie van Claus-biograaf Mark Schaevers en dé Claus-expert Georges Wildemeersch.
Wat bied Claus se blik op naoorlogse Europa vir lesers in Europa vandag en wat bied die boek spesifiek vir Afrikaanse lesers?
Daniel: Vir Afrikaanse lesers skilder die boek ’n hele stuk geskiedenis wat totaal onbekend is in Suid-Afrika, naamlik die nasionalistiese Vlaminge (die “flamingante”) se opportunistiese kollaborasie met die Duitsers gedurende die Tweede Wêreldoorlog. Hulle het gehoop dat die Nazi’s Vlaandere onafhanklik sal maak van Wallonië. België is naamlik ’n kunsmatige staat wat in eers 1830 tot stand gekom het met die Nederlandssprekende Vlaminge in die noorde en die Franssprekende Wale in die suide, met Brussel die tweetalige hoofstad. Die Duitsers het toe natuurlik die oorlog verloor, met ernstige gevolge vir die kollaborateurs. (Claus se eie pa, ’n drukker en uitgewer, moes byvoorbeeld gevangenisstraf uitdien.) Claus vertel die verhaal – eintlik ’n grotendeels outobiografiese familiesage – van binne-uit. En hy doen dit met simpatie en ironie, met begrip en satire. Die vertelling is afwisselend ernstig en komies, skokkend en ontroerend – en soms al hierdie dinge tegelyk.
Yves: Ik ben het helemaal eens met Daniel. We verplaatsen ons als lezer van de roman, door de ogen van een personage (Louis Seynaeve), in een episode van de geschiedenis van het bedompte rooms-katholicisme in Vlaanderen en het Vlaams-nationalisme, toen de beweging extremistische rafelranden begon te vertonen in de oorlogsjaren. Maar het boek is veel meer dan een documentaire oorlogsroman, het is een meesterlijke vertelling, vernuftig gecomponeerd, stilistisch geraffineerd geschreven, in een eruptieve taal: een literair idioom dat meertalig en veelgekleurd is. En tegelijk is de roman een danteske satire. Het verdriet van België heeft vele facetten, zodat het onmogelijk is er ooit over uitgepraat te geraken. Jean en Dina Weisgerber stelden een boek samen met alleen oog voor referenties en interteksten. Alleen al de lectuur van dat encyclopedisch-bibliografisch naslagwerk (Claus’ geheimschrift: Een handleiding bij het lezen van Het verdriet van België, 1995) opent een wereld die in Het verdriet vervat zit: allusies, (anti-)citaten, referenties, interteksten, enzovoorts.
Oor die taalgebruik in die boek het Claus (aangehaal in Dütting se boek) gesê: “Ik ben in Het verdriet van België zeer bewust Vlaams gaan gebruiken. Hoewel, ‘Vlaams’ bestaat niet – het is een reeks van dialecten. Maar mijn syntaxis en woordkeuze heb ik wel geënt op het zuidwestvlaams [...] In die zin is het in mijn boek een artificiële taal, dat niemand echt zo spreekt [...].” Daniel, hoe het jy dit waarna Claus verwys, oorgedra in die Afrikaans? Vertel asseblief iets oor die werk aan die vertaling, interessanthede waarop jy afgekom het, raaisels en/of uitdagings in die teks.
Daniel: Die boek bevat nie net dialek nie, maar ook heelwat Frans, Duits en selfs geradbraakte Duits (tydens die oorlog), asook Engels (tydens die bevryding – België is deur Britse, Kanadese en Amerikaanse soldate bevry). Die dialek het ek meestal in (informele) Afrikaans vertaal, terwyl ek die Frans en Duits dikwels moes behou, anders gaan die kulturele en politieke sfeer, die sosiale spanning en die ironie van sekere situasies verlore. Waar die Frans en Duits behou is, het ek soms ’n onopsigtelike vertaling probeer insmokkel. Die Engels is natuurlik geen probleem vir Afrikaanse lesers nie. Daar is selfs ’n Afrikaanse frase in die boek. Op bladsy 616 groet die hoofkarakter Louis Seynaeve sy vriend Vlieghe soos volg: “‘Punt in die wind, Vlieghe,’ zei Louis, zoals de Boeren, als zij afscheid nemen van elkaar op de uitgestrekte velden van Zuid-Afrika.”
......
“Vir Afrikaanse lesers skilder die boek ’n hele stuk geskiedenis wat totaal onbekend is in Suid-Afrika, naamlik die nasionalistiese Vlaminge (die ‘flamingante’) se opportunistiese kollaborasie met die Duitsers gedurende die Tweede Wêreldoorlog. Hulle het gehoop dat die Nazi’s Vlaandere onafhanklik sal maak van [Franssprekende] Wallonië.” ‒ Daniel Hugo
......
Die grootste uitdaging van die vertaling was die talle historiese, kulturele en literêre verwysings wat aan die gemiddelde Afrikaanse leser onbekend is. En dan is daar nog Claus se soms obskure woordspel, soos in die volgende voorbeeld: Tydens die oorlog land Engelse vlieëniers in België op die plek Moorsele om “zwarten” op te spoor en dood te skiet (p. 380). Moor is die benaming vir ’n swart man, maar “zwarten” is ook hoe die kollaborateurs bekend gestaan het. Dit is doodgewoon onvertaalbaar. Die spel tussen “Pale-Ale” en “peil” is gelukkig wel letterlik vertaalbaar in die volgende sin op bladsy 461: “‘Immanuel,’ schreeuwde Leevaert, die dronken is van twee Pale-Ales maar dan twee dagen en nachten kan doorgaan op hetzelfde peil.”
Breyten Breytenbach, iemand wat Claus geken het, het by geleentheid geskryf “vertaling is ’n herinnering aan die mensekondisie en spesifisiteite wat ons deel”. Só beskou, wat is die waarde van Claus se werk, en spesifiek hierdie boek? Die universaliteit van die werk het mede tot stand gekom deur die feit dat dit in verskeie tale vertaal is. Wat aan die België van Claus se werk leen hom tot vertaling en dus universaliteit?
Yves: Interessante vraag. Breytenbach zegt ook dat een vertaling “een vervelling” is van de brontekst, een metamorfose die zich voltrekt in een ander taal- en/of cultuurgebied. De vertaalslag maakt van een tekst een heel andere tekst. Over “de waarde” van Claus’ magnum opus hebben al vele literatuurwetenschappers zich uitgesproken, experts die diepgaand onderzoek hebben verricht. Het is een boek dat in de canon (“50 + 1”, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren) is opgenomen. Over de literaire waarde van de roman wordt niet geredetwist, in tegenstelling tot enkele andere titels in die canonieke lijst. Zonder in superlatieven te vervallen, zoals “een meesterwerk van Daddy Claus” (Tom Lanoye), kan je zonder meer spreken over een hoogtepunt van de Vlaamse literatuur na de Tweede Wereldoorlog. Claus heeft er onder meer zijn internationale postuur aan te danken, voortaan ook in Zuid-Afrika en het Afrikaans.
Hoe voel jy oor die stand van die hantering van literêre vertaling tussen die globale Suide en die globale Noorde? Dit betref gebiede waar Afrikaans en Nederlands gepraat, gelees en geskryf word.
Yves: Dit is voer voor vertaalwetenschappers en onderzoekers van culturele (tekst-)transmissies. Ik ben er zeker van dat collega’s in de vertaalkunde en culturele studies hieromtrent relevante opmerkingen kunnen maken. Vertaling is de levensader van of de corridor voor teksten die circuleren in een internationale (meertalige) biotoop. Tegelijk is vertaling cultureel gedetermineerde interpretatie. Kortom, een boeiend onderzoeksveld dat ik almaar méér betrek in mijn studie naar transnationale (meertalige) literaire vertogen. Samenwerking met vertaalwetenschappers ligt voor de hand – vertaalkunde is een van de pijlers van het letterkundig onderzoeksgebied. Ik sluit mij in het onderzoek aan bij internationale studies over “transnationalisme”, in Zuid-Afrika met name het verrijkende onderzoek van professor Louise Viljoen. Over de wisselwerking tussen Afrikaans en Nederlands op letterkundig gebied is nog veel studie te verrichten. Ik wacht nog steeds op een literatuurgeschiedenis op basis van de dialogen tussen het Afrikaans en het Nederlands. Aanzetten zijn geleverd door collega’s, ook door professor Ronel Foster en mijzelf (Over grenzen/Oor grense en Toenadering). Nu moeten we misschien een internationaal (Zuid-Afrikaans-Nederlands-Vlaams) onderzoeksteam oprichten om aan de hand van gevalstudies de contouren van een dergelijke transnationale (meertalige) literatuurgeschiedenis tot stand te brengen.
Jy is gereeld in Suid-Afrika en is ’n belangrike rolspeler in die uitbou van (onder meer universitêre) bande tussen Suid-Afrika en die Lae Lande. Wat maak van Daniel ’n uitermate geskikte vertaler van Nederland en België se letterkundes? Watter rol speel spesifiek sy vertaal-oeuvre in die transnasionale gesprek tussen Afrikaans en die Nederlande?
Yves: Daniel Hugo is een scherp lezer en een uitmuntend vertaler. Hij werkt bijzonder gedisciplineerd, met oog voor de tekst. Hij liet ooit optekenen dat zijn vertaalstrategie eruit bestaat vanaf de eerste bladzijde woord voor woord te vertalen, tot hij het boek helemaal uit heeft. Geen maandenlange voorbereidende research, geen beschouwende teksten om zijn vertaalarbeid en -keuzes te legitimeren. Daniel spreekt niet in vertaalwetenschappelijke termen, geen jargon om de eigen vertalerspoëtica te profileren op het publieke forum. Hij is een nauwgezet en betrouwbaar vertaler met liefde voor de Nederlandstalige literatuur. Hij is met name een bruggenbouwer tussen het Nederlands en het Afrikaans. Protea Boekhuis en Naledi mogen trots zijn op zo een plichtsgetrouwe en onderlegde vertaler in hun rangen. Ik noemde in een referaat Daniel Hugo ooit een “gatekeeper”; hij corrigeerde mij met de mededeling dat hij gewoonweg contracten uitvoert. Toch lijkt mij die uitspraak een bescheiden geringschatting van Daniels proactieve rol in het internationale gesprek over literatuur tussen Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika. Dat Daniel een dichter is, helpt bij het literaire vertaalwerk. Er is een woordgevoeligheid, talige affiniteit, de kunde om teksten indringend te lezen.
Daniel, jy is heeltyds literêre vertaler uit Nederlands in Afrikaans. Wat die vertaling van Nederlands na Afrikaans betref, het sowel Nederland as Vlaandere staatsgesubsidieerde vertaalfondse wat op hul beurt vertalers help vergoed. Omgekeerd vind dieselfde nie plaas nie. Julle kommentaar.
Daniel: Die Nederlandstalige outeurs is in ’n veel voordeliger posisie as die Afrikaanse skrywers, hoewel daar tog nog Nederlandse vertalings van Afrikaanse boeke verskyn – maar veel minder as andersom. Dit is jammer vir die Afrikaanse skrywers en die Nederlandse vertalers.
......
“[H]et boek is veel meer dan een documentaire oorlogsroman, het is een meesterlijke vertelling, vernuftig gecomponeerd, stilistisch geraffineerd geschreven, in een eruptieve taal: een literair idioom dat meertalig en veelgekleurd is. En tegelijk is de roman een danteske satire. Het verdriet van België heeft vele facetten...” ‒ Yves T’Sjoen
......
Yves: Inderdaad. In Nederland en Vlaanderen bestaan literatuurfondsen, belangrijke spelers in het literaire bedrijf. Over Literatuur Vlaanderen (voorheen Vlaams Fonds voor de Letteren) en ongetwijfeld ook het Nederlandse Letterenfonds kan ik opmerken dat het instituut een bijzonder uitgebouwd en ondernemend vertaalbeleid voert. Alleen zou men moeten nagaan in hoeverre buitenlandse uitgevers, zoals ik al enkele jaren geleden betoogde, effectief de distributie én de promotie voor hun rekening nemen in het eigen taal- en cultuurgebied. Zijn de vertaalde boeken wel beschikbaar in de boekhandels, worden recensie-exemplaren verstuurd, onderneemt de uitgeverij voldoende initiatieven om de (vertaalde) boeken aan te prijzen, in de markt te zetten, op literaire festivals een plek te geven? Productiesubsidies kunnen voortaan afhankelijk worden gemaakt van de ondernemingszin van buitenlandse literaire uitgeverijen.
Watter bekendstellings van welke digters deur Yves beteken vir jou as digter en vertaler baie en hoekom, Daniel?
Daniel: Yves het my veral aan twee digters bekend gestel, Benno Barnard en Marc Tritsmans, met die bekende gevolg – onderskeidelik Die trouservies (Naledi) en Die singende wêreld (Naledi). Hy het ook die bundels van ander digters in my hande gestop, maar hulle het nie soveel tot my gespreek as Barnard en Tritsmans nie. As dit van Yves afhang, sal ek die hele Nederlandstalige digkuns binne die kortste tyd moet verafrikaans! O, amper vergeet ek, onder Yves se invloed het ek ook ’n keuse uit die gedigte van Eddy van Vliet vertaal. Yves het nawoorde geskryf by die Afrikaanse bundels van Barnard, Tritsmans en Van Vliet. Sy nawoorde verskaf noodsaaklike en nuttige inligting omtrent die unieke kenmerke van die digters se werk en hul posisie in die Nederlandstalige literatuursisteem. Intussen het ek ook Charlotte van den Broeck se bundel Kameleon in Afrikaans vertaal, maar dit was ’n opdrag van Protea Boekhuis.
Yves: Ach goed, ik dacht dat ik het vertaalproject over Charlotte van den Broecks debuutbundel Kameleon nog niet mocht noemen. Bij deze dus een primeur!
Yves, jy noem dit is belangrik dat letterkunde binne transnasionale verband beskou en bestudeer word. Wat is die vernaamste redes hiervoor? Gedagtig aan die voorkoms van streektaal by Claus – wat hou transnasionale studies in vir vorme van wat streeksliteratuur genoem kan word? Wat beskou jy as belangrike aansluitings tussen Afrikaans en Nederlands, asook as divergeerplekke? Wat is op kulturele vlak die winste van transnasionalisme? Daniel, wat is jou ervaring hiervan in terme van jou beroep as vertaler?
Daniel: Die wins van transnasionalisme en die finansiële moontlikhede wat daarvoor in die Lae Lande geskep word in die vorm van subsidies, lê in die eerste plek vir my daarin dat ek voltyds kan doen waarvan ek hou, naamlik om interessante en literêr hoogstaande tekste in Afrikaans te vertaal. Vertalings verruim ons uitkyk op die lewe en die wêreld, en dit is altyd ’n verryking van die literatuur en die lesers van die doeltaal. Vir die literatuur van die brontaal beteken elke vertaling ’n verhoging van die kulturele status en internasionale aansien daarvan.
......
“Transnationale studies geven ons de gelegenheid om de louter taalgerichte benadering van literatuur te verlaten en literatuur in haar meertaligheid en diverse verschijningsvormen (van genese tot vertaling) te onderzoeken.” ‒ Yves T’Sjoen
......
Yves: Helemaal mee eens, uiteraard. Momenteel doceer ik aan de Universiteit Gent een seminarie over interculturele dialogen tussen het Afrikaans en het Nederlands. Gezien de taalverwantschap is het voor onze studenten een buitenkans om relatief makkelijk kennis te maken met de literatuur, de cultuur en de maatschappelijke context op een ander continent (Zuid-Afrika). Er zijn zoals gezegd zovele raakvlakken, convergenties én divergenties, dat het de moeite loont studenten mee te nemen in die meertalige verkenningstocht. De studenten werken over Miriam Van hee, Herman de Coninck en Tom Lanoye in het Afrikaans. Transnationale studies geven ons de gelegenheid om de louter taalgerichte benadering van literatuur te verlaten en literatuur in haar meertaligheid en diverse verschijningsvormen (van genese tot vertaling) te onderzoeken. Strikt genomen houd ik mij bezig met de exploratie van tekstgeschiedenissen, onderzoek naar veeltalige en cultuur-gedetermineerde parcoursen die teksten afleggen. Elke tekst legt in die veeltalige wereld andere wegen af en wordt gekleurd door de context waarin hij circuleert en functioneert. Dit is een onderzoeksveld dat methodologisch breed omschreven is: heuristisch-documentair, poëticaal-institutioneel, cultuur- en literatuur-sociologisch, vertaalwetenschappelijk.
Claus kom vanjaar aan die beurt in verskeie programme oor sy werk; in Suid-Afrika sentreer dit rondom die uitreiking van Hugo se vertaling. Watter onderwerpe word bespreek en wie tree as die hoofsprekers op, ook in Gent?
Yves: Ter gelegenheid van de vertaling van Het verdriet van België organiseer ik in samenspraak met collega’s twee seminaries in Zuid-Afrika. In de week van 2 tot 9 mei hebben wetenschappelijke bijeenkomst plaats bij Unisa (met dank aan dr. Alwyn Roux en de collega’s van het departement Afrikaans en Algemene Literatuurwetenskap) en aan Noord-Wes Universiteit – Potchefstroomcampus (met dank aan alle collega’s van het departement). Er worden lezingen aangeboden over “Hugo Claus en Zuid-Afrika”, een gesprek met de vertaler Daniel Hugo en een boekpresentatie. De Vlaamse Regeringsvertegenwoordiging in Pretoria, met name dr. Geraldine Reymenants, en de Nederlandse Taalunie maken deze seminaries mogelijk. Op 4 mei heeft de studienamiddag plaats in de gebouwen van Unisa, op donderdag 7 mei of vrijdag 8 mei in Potchefstroom. Het heuglijke feit van de Afrikaanse vertaling van wellicht de belangrijkste roman in de Vlaamse literatuur (na de Tweede Wereldoorlog) is de aanleiding om met onze partnerinstelling een hoogstaande samenwerking op het getouw te zetten.
Op 29 mei heeft vervolgens in Gent, in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren, een nocturne plaats over “Hugo Claus in vertaling. Ter gelegenheid van Het verdriet van België in het Afrikaans”, met steun van de vakgroepen Letterkunde en Vertalen, Tolken & Communicatie (UGent), de afdeling Nederlandse Literatuur (UGent), de Nederlandse Taalunie en de Vlaams-Zuid-Afrikaanse Cultuurvereniging. Ik stel er prijs op alle betrokken instituties én mijn collega Désirée Schyns van harte te danken voor de samenwerking. Daniel Hugo is uitgenodigd naar Gent en zal er een referaat houden. Hij neemt deel aan een vertalerspanel. Er zal veel aandacht zijn voor de Zuid-Afrikaanse boekuitgave. Het spreekt voor zich dat deze interuniversitaire samenwerkingen, door de vermelde instituten gesponsord, de nodige media-aandacht krijgen. Want wat Daniel Hugo in negen maanden tijd heeft gerealiseerd, is zoals gezegd en vaker herhaald een huzarenstuk, een meesterproef. Met gepaste aandacht en veel respect vieren we dit in Pretoria, Potchefstroom (met het Noordelijk Kennisnetwerk) én in Gent.
Buro: MvH