...
De problematische aard van de creatieve herschrijving, de transformatie of de adaptatie – alle termen worden gevat door de koeptelterm ‘vertaling’ – en de studie van de limieten en perspectieven van de “traducteur créateur” verdienen aandacht.
...
Deel 1
Deel 2
Vertaalhandelingen
Op Versindaba is een dispuut gevoerd over Uit die herberg van Alhambra (Naledi 2024), een bundel met vertalingen door Bester Meyer van werk van Khalil Gibran, Federico García Lorca en Yehuda Amichai. De bespreking van Neil Cochrane zorgde voor deining in de poel van de Afrikaanse dichtkunst. (https://versindaba.co.za/2024/10/18/resensie-uit-die-herberg-van-alhambra-vertalings-deur-bester-meyer/#comment-408351). De taalverzorger Louis Esterhuizen en Charl-Pierre Naudé, de schrijver van het voorwoord, zelfs de uitgever Johan Coetzee, reageerden op opmerkingen. Niet zozeer de storende zetfouten, wel de manier waarop het vertaalwerk, of beter de hertaling, aan de hand van een tussentaaltekst is ondernomen, is een aanleiding om een paar bespiegelingen te delen. Het particuliere geval, over tekst- en taalkeuze en over het gebruik van een tekstversie die niet in de oorspronkelijke schrijftaal is, kan in een ruimer perspectief worden gezien.
Er is natuurlijk een gradueel verschil tussen vertalingen, herschrijvingen, hertalingen, adaptaties en toe-eigeningen van teksten. In The Routledge Encyclopedia of Translation Studies ([1998] 2009) wordt een onderscheid gemaakt tussen “text transfer”, “re-creation”, “domestication”, “imitation” en “annexation”. Christian Moraru heeft in 2001 in zijn boek Rewriting: Postmodern Narrative and Cultural Critique in the Age of Cloning (State University of New York Press) de term “rewriting” gemunt. Een herschrijving, zo stelt Moraru (2001: xii), “reworks in detail one or a few narratives and while doing so, puts forth a critical commentary”. Vertaalwerk kan dus worden omschreven als “rework of a narrative” and “putting forth a critical commentary”. De herschrijving is niet zomaar het product van een code switch. “Rewriting” geschiedt immers in een andere taal en een verschillende culturele context dan die waarin de brontekst tot stand komt en waarin hij functioneert.
Het is natuurlijk een open deur te stellen dat vele actoren van het literaire bedrijf, vooral ook schrijvers, een beslissende rol spelen in het complexe proces van vertaling, receptie en beeldvorming van anderstalige literatuur. Deze auteurs zijn in dat opzicht méér dan de producent van literair werk. Ze zijn altijd ook lezers van literatuur en in veel gevallen zelf vertaler. In Internationale Neerlandistiek betoogt Ton Naaijkens (2010: 91): “Receptiegeschiedenis beschrijven zonder de vertaalgeschiedenis erin te betrekken levert […] een eenzijdig beeld op en miskent het argument dat vertalingen een bewijs zijn voor succesvolle bemiddeling van een werk of een auteur”. Teksttrajecten, inclusief de receptie (waarvan vertaling deel uitmaakt), verdienen een plek in een literatuurgeschiedenis.
De schrijver-vertaler, in de terminologie van Pierre Assouline: de “traducteur créateur”, is een bemiddelaar tussen taal- en cultuurgebieden die precies zoals de professionele vertaler bemiddelt tussen talen en culturen. De vertaler als bemiddelaar richt zich op het bekend stellen van een tekst die circuleert in een ander cultuursysteem dan het taalgebied waarin de literatuurproductie (al dan niet oorspronkelijk) tot stand komt. De “traducteur créateur” vertaalt behalve in een andere taal ook naar een eigen idioom en maakt vertaalkeuzes die een andere vertaler wellicht niet maakt. Een vertaler-schrijver zet de brontaaltekst naar eigen hand en presenteert een lezing die aansluit bij particuliere poëticale of esthetische opvattingen en de ontwikkeling van een oeuvre. Deze “creatieve vertaler” – naar mijn mening dus een pleonasme – herleidt of boetseert het werk van een auteur in een ander taalgebied, of desgevallend uit hetzelfde taalgebied, in mindere of meerdere mate tot eigen werk.
“Un métier de l’ombre”
Met betrekking tot het debat over vertaalopvattingen stelt Naaijkens (2002: 214) het volgende vast:
De roep om persoonlijkheden (genieën of evenknieën daarvan) wordt nauwelijks nog gehoord, misschien omdat schrijvers of dichters zich afzijdig houden van het debat en sowieso hun gang gaan (Hugo Claus). Al kun je ook zeggen dat je juist door een tegendraadse vertaling af te leveren volop meedoet aan het debat.
De problematische aard van de creatieve herschrijving, de transformatie of de adaptatie – alle termen worden gevat door de koeptelterm ‘vertaling’ – en de studie van de limieten en perspectieven van de “traducteur créateur” verdienen aandacht. Ook de wijze waarop dichters literaire teksten van het eigen of een ander taalgebied naar zich toehalen en de mate waarin een interactie ontstaat met het idioom van andere dichters zijn het voorwerp van meer onderzoek.
...
‘La conviction tranquille qu’un traducteur est aussi un auteur. Non à la place de l’écrivain mais à côté, puisque sans le travail de l’un, l’œuvre de l’autre demeurerait inaccessible au lecteur.’ (Pierre Assouline)
...
In de conclusie van zijn rapport beklemtoont Pierre Assouline, zelf Joods-Frans schrijver en journalist van Marokkaanse origine, het gebrek aan aandacht voor het creatieve werk. (2011: 114) Het gaat over een creatieve handeling die niet kan worden gemeten of met de peilende en corrigerende blik van de schoolmeester beoordeeld. Iedere vertaling is anders, zoals Ngũgĩ wa Thiong’o stelt in The Language of Languages (2023) – ik ken inderdaad geen enkele identieke vertaling van dezelfde tekst. “La reconnaissance publique du statut d’auteur que recherche le traducteur est loin d’être acquise”. Hij formuleert tezelfdertijd een wens: “Le traducteur littéraire professionnel aimerait que son travail soit mieux reconnu. Il ne cherche pas la consécration, mais la reconnaissance de son mérite.” (2011:122) Ik vraag mij af in hoeverre vertalers in het volgende citaat, over hun rol als lezer, gewoonweg door schrijvers kan worden vervangen:
Vertalers lezen nu eenmaal anders dan lezers. Zij lezen in functie van hun vertalen, en wat en hoe zij lezen, beïnvloedt hun vertalen. […] [V]ertalers [zijn] specifieke lezers […] die in hun lezing van een te vertalen tekst al het gelezene en vertaalde meelezen en meevertalen. Het verklaart waarom vertalers teruggrijpen op opgeslagen beelden en formuleringen, onder meer ontleend aan andere vertalingen, in het bijzonder hun eigen werken. Vertalingen worden hierdoor inderdaad herkenbaar aan de stijl van vertalen en aan de stijl van de vertaler. (Naaijkens 2002: 15)
Ik heb het dan nog niet eens over belangrijke aspecten zoals “de stijl van vertalen” en “de stijl van de vertaler”, wat een vertaling volgens Naaijkens “herkenbaar” maakt. De focus op schrijvers die zelf vertaalwerk ondernemen houdt daarnaast rekening met het fenomeen van de zelfvertaling. In deze reflectie besteed ik geen aandacht aan de “auto-traduction”. Een bekend geval is de Zuid-Afrikaanse schrijver die zijn romans laat verschijnen in Afrikaanstalige en Engelse edities. Net als Eben Venter en bijvoorbeeld S.J. Naudé werkte André P. Brink gelijktijdig aan twee versies van de roman die, mede bepaald door de schrijftaal zelf, andere richtingen uitgaan. Het is interessant dergelijke narratieve raakvlakken en verschillen te bestuderen. Kunnen we de zelfvertaling beschouwen als een herschrijving of een adaptatie?
Het citaat waarmee ik deze verkennende beschouwing afsluit, slaat mijns inziens ook op schrijvers die we in het prototype van de “traducteur créateur” kunnen herkennen. Zoals gezegd is elke vertaalslag creatief werk. Het gebrek aan belangstelling voor dit aspect van een literair werk laat vermoeden dat dergelijke vertalingen, herschrijvingen of adaptaties, en alle tussencategorieën, nog steeds behoren tot “un métier de l’ombre”. Iedere vertaler gaat aan de slag met een tekst, of die nu uit het brontaalgebied komt of door bemiddeling van een tussentaal(vertaling) wordt aangereikt. Literaire vertalingen zijn niet meetbaar – zoals in het citaat van Ton Naaijkens: ze worden bij voorkeur niet door schoolmeesters met geheven vingertje ondernomen. Een vertaling is meer gebaat bij de toverstaf en dus een vleugje magie. Vertalingen zijn idealiter het resultaat van creatieve arbeid en een eigenzinnige omgang met (literaire) teksten.
[L]a conviction tranquille qu’un traducteur est aussi un auteur. Non à la place de l’écrivain mais à côté, puisque sans le travail de l’un, l’œuvre de l’autre demeurerait inaccessible au lecteur. Puisqu’ils sont indissociables, il est temps de les lier aux yeux du plus grand nombre et de renverser l’idée reçue selon laquelle c’est un métier de l’ombre […]. (Assouline 2011: 122)
“Salig is die vertalers”, schreef Antjie Krog. En Gerrit Komrij : “vertalingen scheppen ruimte in taal”. Aan vertaalpuristen hebben we een broertje dood. Ik kan tot slot de lectuur aanraden van de tekst die Krog vorig jaar publiceerde op de website van PEN Afrikaans: https://penafrikaans.org.za/salig-is-die-vertalers-want-hulle-sal-die-aarde-beerwe-antjie-krog/.
Bronnen
Deze notitie is de grondig herziene versie van een eerder gepubliceerd artikel. In het licht van een debat over (de creativiteit van) vertalen is het wellicht zinvol een paar beschouwingen weer voor het voetlicht te halen. Op Voertaal/LitNet verschijnen vraaggesprekken met eminente vertalers, wat de Nederlandstalige literatuur in het Afrikaans betreft Zandra Bezuidenhout en Fanie Olivier, beiden de afgelopen jaren bekroond met de Vertalersprijs van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns; uit het Afrikaans in het Nederlands met Robert Dorsman en Alfred Schaffer, uit het Engels in het Afrikaans met Krijn Peter Hesselink ; in het Frans met Georges Lory. Verder zijn ook beschouwingen van Antjie Krog over vertaling bijzonder inspirerend.
Antjie Krog notitie #3: Over de witte canon van de Nederlandstalige literatuur in Zuid-Afrika
Oorspronkelijke bronnen
Yves T’Sjoen, ‘Poetry Translations as Legitimation and Recuperation Strategies for Poets. ‘Rewritings’ of Poems by the Flemish Writers Hugo Claus and Herman de Coninck: A Terminological Problem, in Dutch Crossing. Journal for Low Countries Studies 41 (2017), 1, pp. 76-93.
Idem, ‘Hart Crane en John Berryman in de poëzie van Hugo Claus’, in Idem, ‘Zoals een grens op de kaart’. Nederlandse literatuur in vergelijkend perspectief. Gevalstudies. Gent: Academia Press, 2014, pp. 13-32.
Op 25 oktober 2024 organiseert het Departement Moderne Talen (sectie Nederlands) van de Universiteit Luik het symposium ‘“Salig is die vertalers?”. Vertalingen en uitwisselingen tussen Kaaps, Nederlands en andere talen’ over Kompoun van Ronelda Kamfer. In aanwezigheid van onder anderen Antjie Krog, Georges Lory (Franse vertaling), Ronelda Kamfer en Alfred Schaffer (Nederlandse vertaling).