In die literator Yves T’Sjoen se pasverskene versameling essays Breyvier skryf hy oor fasette van die kunstenaarskap en intellektuele bydraes van Breyten Breytenbach, van Antjie Krog, en oor albei se nuanserende, onthutsende en oopmakende verkenning van menswees, die sentrale rol van tale, vertaling, vertaalbaarheid en die buitewyke van dit wat sêbaar is.
In hierdie gesprek oor Breyvier, die tweede in ’n tweeluik, beantwoord T’Sjoen Willem de Vries se vrae oor die bundel, die rol van meertaligheid by albei digters en dié van die tydsgees.
Onder die ryke verskeidenheid fasette aan Breytenbach en Krog se skryfwerk is die feit dat hulle albei uit eie reg liriese oopbrekers van hegemoniese idees en taal is, dat hulle voortdurend soorte magsdiskoers aan die kaak stel. Jy skryf dan ook in Breyvier van die nuwe preutsheid wat posvat, 60 jaar ná die eerste taboedeurbrekende romans, en dat tekens van kansellasiekultuur as nuwe burgerlike fatsoenlikheid weer in die openbare en literêre diskoers ’n draai maak. Jy skryf: "Taal is een instrument dat culturele, sociale en politieke denkbeelden articuleert. Door termen te cancelen, wordt de realiteit ontkend." Wat aan Breytenbach en Krog se skryfwerk en beskouings stel kansellasiekultuur en die reaksie op skryfwerk vandag aan die kaak?
Precies! Breytenbach en Krog stellen hegemonische discoursen ter discussie en verwijderen zich van en problematiseren essentialistische denkwijzen. De Frans-Libanese schrijver Amin Maalouf spreekt over “identités meurtrières”. Daarenboven breken beide schrijvers de taal open. Niet alleen door op linguïstisch-morfologisch vlak met nieuwe woordsamenstellingen aan de slag te gaan of neologismen te introduceren, maar vooral door een manier van denken te bevragen. In het afsluitend artikel in Breyvier verken ik manieren waarop Krog nieuw-conservatieve en patriarchale denksystemen bevraagt en blootlegt. Recent schreef ik een essay voor het veelgelezen Vlaamse periodiek rekto:verso over Krogs menopauzale gedichten (onder meer in Verweerskrif) en het thema van veroudering (vooral van het (post)menopauzale vrouwelijke lichaam) in later werk. Ook hier gaat het over stereotypen en de creatieve ontmaskering ervan in de lyriek. Mijn basisstelling is dat in taalgebruik ideologische opvattingen worden gearticuleerd. Taal is geen waardenvrij of neutraal medium voor communicatie en kennisoverdracht. Aan de basis van de taalbehandeling ligt een ideologisch discours. Denkbeelden worden uitgedrukt en zitten dus vervat in taal. Niet alleen is het schrijverschap een vrijplaats voor particuliere ideeën, specifieke voorstellingswijzen, ook eigengereid en grensverleggend of zelfs grensoverschrijdend persoonlijk of idiomatisch taalgebruik. De discussie over wat cru, onzedelijk of blasfemische woordgebruik wordt genoemd, is achterhaald. Wat in de Afrikaanse media de jongste tijd is opgevoerd, is slecht toneel dat zestig jaar geleden in de Lage Landen plaatsvond. Symptoom van een nieuw conservatisme: bepaalde woorden moeten worden gecanceld omdat ze tegen de haren instrijken en niet passen in een bepaald referentiekader of een bepaalde moraal. Dergelijke debatten en uitingen van een cancelcultuur zagen we in Nederland en Vlaanderen in de jaren zestig. Toen de zedenpolitie ingreep in het literaire en culturele bedrijf, door vanaf de kansel in de ban te slaan, te verbieden en te verbannen wat als ethisch of moreel verwerpelijk is beschouwd. In een gedicht dat Breytenbach vorige week in het vierde deel van ‘In die fragmentarium’ op LitNet publiceerde, is sprake van een “gebiedsvergunning” van het woord, decreten die worden uitgevaardigd om een bepaald woordgebruik te contesteren en zelfs bepaalde dichters te cancelen of dus voortaan ongelezen te laten. “Gedig” in de openingsregel van fragment 2 kan letterlijk worden gelezen als “dicht maken” of dus sluiten.
Schrijvers zoals Breytenbach en Krog schuwen de kritische stellingname niet en gaan met hun werk in tegen conservatieve denkwijzen, moraliserende presupposities, rigide denkstructuren. Ze doen dat op divergente wijze. In Breyvier spreek ik over het onburgerschap in Breytenbachs (cultuur)politieke discours, over Krogs démasqué van een betuttelende en bemoeizuchtige denktrant die decreteert hoe vrouwen over hun eigen seksualiteit al dan niet kunnen spreken, over hoe met Bijbelcitaten dient te worden omgesprongen. Het zijn achterhoedegevechten die hoogstens getuigen van een nieuwe preutsheid, een cancelcultuur die van op het verhoog richtlijnen uitvaardigt over wat toelaatbaar is en wat niet. Ik volg van op afstand, als “binnenwaartse buitenstaander”, dergelijke non-discussies en doe het met moeilijk weg te stoppen verbazing.
Gee Suid-Afrikaanse skrywers en organisasies genoegsaam aandag aan kwessies rakende sensuur, kansellasie en daarmee saam selfsensuur? Hoe is dit vandag gesteld in Nederland en België in hierdie verband?
Over de situatie in het Afrikaanse taal- en cultuurgebied van Zuid-Afrika spreek ik mij verder niet uit. Ik heb dat al uitgebreid gedaan op Versindaba en Voertaal. Recent gaf ik een interview voor De Standaard. Ik liet onder meer het volgende optekenen: “Willem Frederik Hermans had het in de jaren 1950 aan de stok met de katholieken, Gerard Reve kreeg in de jaren 1960 een rechtszaak aan zijn broek omdat hij God had laten incarneren in een ezel, Hugo Claus moest in diezelfde tijd voor de rechter verschijnen omdat hij in zijn toneelstuk Masscheroen drie naakte mannen opvoerde als de Heilige Drievuldigheid. Telkens weer zie je de fundamentele misvatting dat schrijvers hun particuliere standpunten vertolken in hun boeken. Wat stuitend blijft: schrijvers en hun personages worden telkens weer vereenzelvigd. Daarbij zijn morele verontwaardiging en volksgerichten van alle tijden. Schrijvers moeten in alle vrijheid kunnen spreken, en dan is het aan de lezers en aan het debat. Wat nu allemaal gebeurt (de zaken Salman Rushdie en in Nederland Pim Lammers, de ingrepen in kinderboeken van Roald Dahl), is stuitend, maar het betekent wel dat literatuur ertoe doet. Het is aan ons literatuurwetenschappers om het op te nemen voor de schrijvers. Dat vind ik heel belangrijk, ook als voorzitter van het Arkcomité van het Vrije Woord. "Literatuur mag niet onder curatele worden geplaatst" (met dank aan Veerle Vanden Bosch, journalist van De Standaard). Ik schreef met Benno Barnard een dubbel-essay over “wokeness”. Hierin kan de lezer mijn standpunt lezen over deze kwestie.
Benewens die pasverskene Breyvier en die monografie Kwintet werk jy aan ’n publikasie oor Krog en die Nederlande.
Het afsluitende hoofdstuk in Breyvier handelt zoals gezegd over Krog en (haar kritisch commentaar bij) intersectionele stereotypen in de Afrikaanse cultuur. Het is de brug naar een boek dat momenteel wordt geschreven over Kroge en de Lage Landen. Enkele voorpublicaties zijn te lezen op Voertaal: over Plunder en de samenwerking tussen Krog en de Belgische beeldend kunstenaar Berlinde De Bruyckere (lees hier), binnenkort over het interculturele verkeer tussen Afrikaans en Nederlands en een kritische belichting van de Nederlandstalige literaire canon in het Afrikaans. Die bijdrage is onder meer gebaseerd op een publiek gesprek met Krog op vraag van SASNEV (op 17 september 2022) in Pinelands, Kaapstad. Verder neem ik teksten op die in samenspraak met Antjie Krog zijn geschreven, zoals in Breyvier (onder meer bijdragen op Kwintessens, blog van het Humanistisch Verbond), of over deelaspecten van het schrijverschap. Een essay over de verouderingsthematiek wordt komende maand gepubliceerd in het veelgelezen en gratis verkrijgbare Vlaamse periodiek rekto:verso. In de loop van de komende maanden presenteer ik méér Krog-onderzoek. Nadat ik eerste onderzoekobservaties presenteer op digitale fora werk ik verder aan de essays die aangevuld en gecorrigeerd in een boek worden gebundeld. Ook in eerder verschenen wetenschappelijke artikels, zoals “Beloken blikvelden in de Lage Landen: eenentwintigste-eeuwse receptie van Nederlandse vertalingen van Afrikaanse poëzie (Ingrid Jonker, Antjie Krog en Ronelda S. Kamfer)”, gepubliceerd in Tydskrif vir Letterkunde (2013), schreef ik over de kritische ontvangst en beeldvorming van Krogs werk in het Nederlandse taalgebied. Die beschouwing verdient een actualisering met het oog op mijn essayboek met “krogiana”. Een titel heb ik nog niet in gedachten, maar een verwijzing naar de bundeltitel Kleur kom nooit alleen nie ligt voor de hand. De boekuitgave, ook weer met een verzameling van wetenschappelijke bijdragen en een reeks met essayistische “impromptu’s” over Krog en de Lage Landen, is gepland voor 2024.
Kan ’n mens uit die resepsie van Krog en Breytenbach se werke aspekte van kontrasterende soorte tydsgees in verskeie wêrelddele aflei? Hoe verhou dit tot beskouings in Suid-Afrika en in die Nederlande oor hul skryfwerk?
Beide auteurs schrijven hun werk in Afrikaans, soms ook in Engels. Een tijd lang dreigde Breytenbach niets meer in het Afrikaans te publiceren. Hij sprak toentertijd over “Apartaans” en hekelde het wit-Afrikaner (cultureel en politiek) establishment. Krog publiceerde het internationaal gerenommeerde boek Country of My Skull oorspronkelijk in het Engels. Daarnaast worden beiden vertaald in meerdere talen: naast Nederlands onder meer in Frans (eerst Jean Guiloineau, later Georges Lory) en zelfs Pools (Jerzy Koch). Vertalingen in het Nederlands, zo stelde Louise Viljoen al in het vakblad Internationale Neerlandistiek (“Die rol van Nederland in die transnasionale beweging van enkele Afrikaanse skrywers”, 2014), treden deze auteurs en hun teksten toe tot andere (Europese) tussenruimten, zoals in Duits. Een bibliografisch overzicht van het vertaalde werk is even uitgebreid als indrukwekkend. Breytenbach en Krog zijn kortom prominent aanwezig in het transnationale domein, zodat het zinvol is vergelijkend onderzoek te ondernemen naar receptiepatronen in meerdere taal- en cultuurgebieden. Immers, in literaire systemen van diverse taalgebieden en cultuurgemeenschappen bestaan particuliere literaire tradities. Literaire culturen zijn niet inwisselbaar, zodat de ontvangst van het werk (kritische en creatieve receptie, zoals vertalingen) per definitie ook volgens andere lijnen verloopt. Deze verwevenheid van lijnen, convergenties en divergenties, is interessant om te exploreren. In Breyvier is een bijdrage opgenomen waarin ik pleit voor een transnationale invloedenstudie van Breytenbach en Krog. Die gaat verder dan een heuristische speurtocht naar vertalingen. Ook intertekstuele referenties, opdrachten en andere periteksten die verwijzen naar anderstalige literatuur dienen in een dergelijke studie te worden betrokken. Breytenbach en Krog verwijzen soms letterlijk naar Hugo Claus, zoals in opdrachten en motto’s maar ook in vraaggesprekken. Die ‘Wall of Fame’, of dus het kritische repertoire, dient te worden bekeken. Inzake de ‘mentions’ (de term is gemunt door de literatuursocioloog Karl Erik Rosengren) van Nederlandstalige auteurs, is bij zowel Breytenbach als Krog het werk van Claus opmerkelijk. Maar ik noteer onder anderen ook bij Breytenbach of Krog namen zoals Campert, De Coninck, Kouwenaar, Lucebert, Schaffer, Schierbeek, Ten Berge, Ter Balkt, Van Vliet en vele andere Nederlandstalige schrijvers.
Om op jouw vraag te reageren: ik heb zelf nog geen onderzoek gedaan naar de receptie van Breytenbach en Krog in verschillende talen en werelddelen. Vertaalwetenschappelijke studie kan hierbij helpen. Literatuur en cultuur, of literaire cultuur, zijn maatschappelijk ingebed. Receptiestudie vertelt ons iets over de samenleving en hoe met cultuurproducten wordt omgegaan. In Nederland en Vlaanderen, met cultureel anders ingebedde literaire polysystemen, zien we verschillen in literaire cultuur. De literaire infrastructuur is compleet anders, maar er is dus ook de culturele en sociale component die van beide literaturen in dezelfde taal (of beter, varianten van het Nederlands: Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands) iets anders maken. De beeldvorming van anderstalige literatuur in het Nederlandse taalgebied in een Europese context laat divergente patronen zien. Maar dat moet dus verder worden onderzocht in de literatuurkritiek met betrekking tot Krogs en Breytenbachs teksten in vertaling.
Jy verwys na “canoniseringsprocessen, de literaire canon als cultureel-identiteitsvormende en dus als ideologische constructie”. Sommige gehaltewerk oorstyg wel konteks ná konteks. Wat aan werke van skrywers soos Breytenbach en Krog laat dit kontekste en konstruksies oorstyg en met nuwes en ander in gesprek tree?
Over de literaire canon en canoniseringsprocessen die eraan ten grondslag liggen heb ik al meermaals gepubliceerd. Onder meer in mijn essay Opperlandse overpeinzingen van een neerlandicus (2021). Canonvorming is niet vrij van ideologie in cultuurpolitieke zin. In Afrikaans bestaat geen ambtelijke canon weet ik, een klassiekenlijst die door een commissie is samengesteld. Instanties die in Nederland en Vlaanderen, zoals de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren, een canonlijst samenstellen en op het openbare forum promoten, maken per definitie keuzes en produceren al dan niet doelbewust bepaalde discoursen of een visie op literatuur. Ook bloemlezingen, zoals het Groot Verseboek (red. D.J. Opperman, later A.P. Brink), Die heel mooiste Afrikaanse liefdesgedigte (red. F. Olivier) of bijvoorbeeld Gerrit Komrij’s De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten (1999), dragen hiertoe bij. Of prijstoekenningen, academische publicaties: ze zijn al evenzeer canon-scheppend.
Een canon is poëticaal vormgegeven. Er zijn inderdaad werken die als klassiek kunnen worden beschouwd, of die door een cultuurgemeenschap als van belang worden geacht. Hoewel waardeschalen natuurlijk schuiven: de waarde-toekenning van literaire werken ondergaat in de loop van de tijd veranderingen. Werken worden door opeenvolgende generaties van lezers anders gelezen (frames en framing van literatuur veranderen, lezersverwachtingen ondergaan wijzigingen, de visie op literatuurgeschiedenis heeft wisselende patronen en vooronderstellingen enz.). Er zijn titels die uit de gratie verdwijnen of niet langer als wenselijk worden beschouwd in een canonlijst. Geen literair werk is voor de eeuwigheid. Sommige titels raken al in de vergetelheid tijdens het leven van de schrijver, andere worden veronachtzaamd nog geen decennium na het overlijden van die schrijver. We zien het gebeuren met schrijvers zoals Hermans, Mulisch en Reve. Ja, aan universiteiten worden hun romans gelezen en bestudeerd. Buiten de universiteitsmuren is het soms droevig gesteld met de consumptie van die canon. Laat staan dat alle titels beschikbaar zijn in de boekwinkel.
Breytenbach en Krog behoren tot de canon van de Afrikaanse literatuur. Al maak ik mij geen illusie. Hun werk beschouw ik, zoals vele academische collega’s en ook lezers, als zonder meer belangrijk. Met hun oeuvre verzetten zij bakens in de literatuur van het Afrikaans. Niet alleen in de literatuur trouwens. Maar nauwelijks een student in Gent kan zich bij de naam Breytenbach iets voorstellen, ondanks de eredoctorstitel. Ieder jaar geef ik aan mijn alma mater college over Breytenbach, zowel in de bachelor- als de masteropleiding. Meestal is dat college een revelatie voor onze studenten. Breytenbach zie ik als een deel van de Nederlandse literatuur. Dat is geen vorm van misplaatste literaire annexatie. In het gesprek over de literatuur in het Nederlandse taalgebied spelen schrijvers zoals Breytenbach en Krog, naast vele andere Zuid-Afrikaanse auteurs, een rol.
Jy skryf in Breyvier: "In september 2022 was Breytenbach terug in Dakar om er ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van de oprichting een beraad bij te wonen waarvan hij de (mede-)initiator was. Een van de doelstellingen van het strategisch plan is om voor een nieuwe dynamiek te zorgen." Die nuwe impetus bou voort op ’n idee wat nie net nié verouder het nie, maar aan aktualiteit bly wen – die rol van verbeelding in Afrika. Vertel asseblief meer van wat beoog word. Jy het insae in die GORIN-beleidsdokumente gehad.
Ik kreeg van de genereuze Breytenbach vorig jaar inderdaad inzage in het strategische beleidsplan. Het document is mij in vertrouwen meegegeven. Het is een belangrijke beleidsnota van een paar tientallen bladzijden waarin strategische doelstellingen van het pan-Afrikaanse GORIN, centrum voor democratie, ontwikkeling en cultuur in Afrika, worden geformuleerd. Bedoeling is het instituut een nieuw elan te geven, een dynamisch proces te stimuleren en onderzoek en culturele gesprekken te faciliteren waarin uitwisseling van ideeën en nieuwe activiteiten centraal staan. Het document is tijdens een beraad in september-oktober 2022 gehouden op het voormalig West-Afrikaanse slaveneiland Gorée. Jammer genoeg kon ik hierbij niet aanwezig zijn, hoewel Breytenbach een uitnodiging heeft verstuurd. Ik hoop in de nabije toekomst vanuit Europa bij te dragen tot het project. Er wordt nagegaan of een internationale institutionele alliantie kan worden gerealiseerd tussen GORIN en vergelijkbare Afrika-instituten in de Lage Landen. Op die manier kan fysieke en geestelijke ruimte worden gecreëerd voor de voortgezette verbeelding van en in Afrika. Ook aan de publicatie Imagine Africa van het Pirogue Collectief (imprint Island Position), intussen drie afleveringen, hoop ik in de nabije toekomst bij te dragen. Samen met mijn collega Alwyn Roux bereid ik, zoals gezegd in het eerste deel van dit vraaggesprek, een monografie voor over de verbeelding van Afrika in Breytenbachs poëzie en meer specifiek over (de filosofie van) het Gorée Instituut in Dakar. Hiervoor laten wij ons inspireren door de 'négritude', zoals ontwikkeld door de Senegalese denker Léopold Senghor, de Frans-Martinikaanse schrijver en politicus Aimé Césaire en de Franse dichter-politicus Léon-Gontran Damas.
Alwyn Roux hanteert het drie werelden-model van de wetenschapsfilosoof Karl Popper om Breytenbachs verbeelding van Afrika te analyseren (zie ons gezamenlijk hoofdstuk, overigens in het Afrikaans, in Kwintet).
Jy haal die Kameroense filosoof en politieke denker Achille Mbembe aan, dat “colonialism rhymes with monolingualism”. Wat beskou jy as die kern van Breytenbach, asook Krog se betrokkenheid by veeltaligheid, Afrikaans en wat hulle oor vertaling sê?
Ik hanteer die uitspraak van Achille Mbembe in mijn beschouwende tekst over meertalig burgerschap (in samenspraak met Antjie Krog). Inspirerend is zijn Critique de la raison nègre, in het Engels vertaald door Mbembes vriend Laurent Dubois (met dank aan Juliana Pistorius voor de leestip). Breytenbach beschouwt vertaling als “vervelling” van een tekst, een metamorfose, zoals hij in een vertalerspanel naar voren schoof tijdens een colloquium dat het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika organiseerde in 2019 (ter gelegenheid van Breytenbachs tachtigste verjaardag). In Breyvier heb ik het over vertalingen, ook zelfvertalingen van Krog, en het belang van auteursedities zoals bijvoorbeeld Skinned (met Engelse (zelf)vertalingen, 2013). Vertalingen zijn sleutels voor toegang van anderstalige lezers tot een literair universum. De doeltaaltekst is natuurlijk niet identiek aan het oorspronkelijk gedicht. De vertaler interpreteert, herschrijft, eigent zich een schrijfstijl toe, ageert vanuit een poëticaal denken en een leespraktijk enz. In een vertaaltaal vindt de tekst een andere stem en past zich aan het ritme aan van die taal. De beeldvorming van Breytenbachs en Krogs poëzie in andere taalgebieden, uitgaande van wat men noemt de productiereceptie van literatuur, is dus verschillend van de wijze waarop het werk in het Afrikaans wordt onthaald. Maar ook in een taal is sprake van meertaligheid, een linguïstische heterogeniteit van uiteenlopende registers en melodische lijnen, bepaald door de culturele en sociale achtergrond van sprekers. Afrikaans is een amalgaam van idiolecten, regiolecten en sociolecten, met dus vele variëteiten. Kaaps is er maar een van, de taal waarvoor nu een woordenboek wordt gemaakt op instigatie van Prof Quentin Williams (UWK). Meer nog: het Afrikaans zal voortbestaan, maar niet zozeer als standaardtaal, veeleer als een geheel van andere manieren van spreken en schrijven dan we in het Standaardafrikaans gewend zijn.
Precies die veeltaligheid is voor schrijvers zoals Breytenbach en Krog van bijzonder belang. Antjie Krog legt steeds weer de nadruk op inclusiviteit: hoe meertaligheid mensen bij elkaar betrekt en zorgt voor sociale cohesie. Projecten zoals ‘Africa Pulse’ (Oxford University Press), maar ook de veeltaligheid in haar dichtwerk (Die sterre sê 'tsau'. Xam-gedigte (2004) bijvoorbeeld), zijn getuigenissen van een inclusieve visie op taal en mens. De tweespraak met Antjie Krog die binnenkort verschijnt op Voertaal, handelt trouwens over meertaligheid.
Jy skryf oor die Universiteit Stellenbosch waar Engels gekies word ten koste van Afrikaans en Xhosa. Dit het ook ’n nadelige uitwerking op variante van Afrikaans (tereg praat Breytenbach van die Afrikaanse tale). Wat sien jy in die praktyk gebeur?
Er is het taalbeleid van de Universiteit Stellenbosch, dat ertoe bijdraagt dat academisch onderwijs vandaag bijna nog uitsluitend in het Engels wordt aangeboden (voor zover mijn kennis reikt). Zelfs in de faculteit Lettere en Sosiale Wetenskappe wordt het merendeel van de colleges in het Engels gegeven (voor zover mijn kennis reikt). Het is sterk te betreuren dat universitair onderwijs niet langer beschikbaar is in de eerste taal van de meeste mensen uit de regio waar de universitaire instelling is gevestigd. In de West-Kaap blijven op die manier vooral veel bruin mense verstoken van tertiair onderricht in de moedertaal. Dat is nadelig, zelfs nefast, voor een samenleving. Taalkundigen spreken over de “afschaling” van het Afrikaans als wetenschapstaal, als onderwijstaal: de taal verliest functies. Alle rechtszaken en opinieteksten ten spijt is die drastische keuze gemaakt. Dezer dagen haalt de US trouwens weer de krantenkoppen naar aanleiding van het taalbeleid. Mijn inschatting is dat het gevoerde beleid verregaande consequenties heeft voor het Afrikaans, bij uitbreiding voor professionele sectoren waar in Afrikaans wordt gecommuniceerd en waarvoor het Engels niet altijd bruikbaar is. Geleidelijk zullen woordequivalenten in Afrikaans in onbruik geraken. Professionelen moeten functioneren in omgevingen waar (een variëteit van) Afrikaans als communicatiemiddel wordt gebruikt, maar zelf zullen deze sprekers zich nog onvoldoende precies kunnen uitdrukken in de taal van de regio. Hetzelfde geldt voor de verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland, waar de klok nu min of meer wordt teruggedraaid. De slinger is de afgelopen jaren te ver doorgeslagen. Ook aan Vlaamse universiteiten zien we dezer dagen toegevingen aan die verengelsing-idiotie. Het is decretaal bepaald dat opleidingen in het Engels kunnen worden aangeboden, binnen bepaalde limieten, maar dan moet telkens aan een hoger onderwijsinstelling elders een equivalent in het Nederlands, de taal van de regio, moet worden aangeboden. Rectoren die daar om pragmatische en economische redenen toe oproepen, onderschatten de maatschappelijke implicatie van hun desiderata die ze richten aan de Vlaamse regering en de bevoegde minister van Onderwijs. Meertaligheid is het devies, ook in het hoger onderwijs. De veramerikanisering heeft Europese universiteiten in een greep, terwijl de rijkdom van Europa nu net de meertaligheid en het multiculturalisme is.
Wat bring skrywers soos Breytenbach en Krog na die (Suid-Afrikaanse en) Nederlandse letterkunde teen die agtergrond van die volgende opmerking wat jy in Breyvier maak? "In literaire teksten moeten niet zozeer de herkenning en identificatie worden gezocht, veeleer de grenservaring en het andere perspectief. Dat is wat literatuur zo spannend maakt en, vergeef mij de morele categorie, relevant, indringend én existentieel."
Voor mij kunnen literaire teksten perspectieven aanreiken die de lezer in staat stellen de werkelijkheid anders te benaderen dan op een ingesleten, clichématige of vanzelfsprekende manier. Teksten kunnen schuren en ontwrichten, bepaalde zienswijzen verstoren en de lezer uit zijn of haar comfortzone halen. Het is een van de functies die we literatuur toedichten. De meeste lezers zoeken identificatie of dus herkenbaarheid, en daar is niets verkeerd mee. Mijn interesse gaat uit naar schrijvers die de maatschappelijke consensus bevragen en op een intellectueel prikkelende manier andere verhalen brengen, soms standpunten naar voren brengen die controversieel zijn, mij van mijn à propos brengen. Breytenbach en Krog zijn schrijvers die aan dat profiel beantwoorden in de Afrikaanse literatuur. Zij zijn allesbehalve de scheppers van “sonbesiepoësie”, met die schrille en hooggestemde keelklank van de krekel, de gemakkelijke en op sentiment en vereenzelviging gerichte comfort-literatuur die bijzonder populair is en door de meeste uitgeverijen dan ook wordt uitgegeven. Literatuur vermag vragen te stellen, in vraag te stellen, en dus moeilijke kwesties aan de orde te stellen. Breytenbach en Krog, hoezeer ook verschillend in thematiek, toon en schrijfstijl, spreken tot de verbeelding. Ze gaan geen moeilijke (maatschappelijke) issues uit de weg, en ze worden daarop bekritiseerd. Ze betekenen de rijkdom van de Afrikaanse literatuur, zoals zo veel schrijvers die zich bewegen buiten het circuit van de welig tierende “sonbesie”-dichters in Afrikaans. Hun internationale postuur is mee toe te schrijven aan die eigenzinnigheid en de doordringendheid van beider recalcitrante lyriek.
- Op 22 Maart 2023 voer Alwyn Roux en Yves T’Sjoen ’n onderhoud aanlyn oor Breyvier en die komende boek Kwintet in Samespraak (met steun van de Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek). Besonderhede is hier beskikbaar.
- Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (202 bladsye) word uitgegee deur Skribis (Gent). Bestel die boek by https://www.skribis.be/nl/breyvier.html.
- Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (425 bladsye) kan eersdaags by die uitgewery W∞lf (Antwerpen) bestel word: https://www.projectwoolf.be.
Lees ook:
Uitnodiging: Samespraak – Yves T'Sjoen gesels oor Breyvier en Kwintet
‘Imagine Africa’. Gorée-instituut voor democratie, ontwikkeling en cultuur in Afrika (1992-2022)
Breytenbach op 80: Perspektiewe | perspectieven op Breytenbach – Louise Viljoen
Antjie Krog as kulturele bemiddelaar: aspekte van haar skrywerspostuur in die Lae Lande
“hoeveel méér as sonbesiepoësie” | Antjie Krog en patriarchale denkbeelden in Afrikaans
Vertalings ontsluit nuwe wêrelde tussen Suid-Afrika en die Lae Lande
Afrikaans oorleef by US solank dit "redelikerwys doenlik" is
Die eerste Kaaps-woordeboek: ’n onderhoud met Quentin Williams
Simone Atangana Bekono, Radna Fabias en Babs Gons in Kaaps/Afrikaans
Gerommel in de marge, gebakkelei bezijden de maatschappelijke realiteit
Buro: MvH