Breyvier (Deel 1): T’Sjoen brei perspektiewe uit met besinnings en aantekeninge oor transnasionale belangrikheid van Breytenbach

  • 0

............

Uiteindelijk werd het door omstandigheden een jaar later: een mooie bijkomstigheid is dat nu twee boeken het licht zien, Breyvier en Kwintet, die in dialoog gaan, elkaar aanvullen en uitgebreide perspectieven bieden voor diepgaander onderzoek naar Breytenbach in het transnationale domein. Maar niet alleen Breytenbach, ook andere schrijvers passeren in Breyvier en Kwintet de revue.
............

In die literator Yves T’Sjoen se pasverskene essayboek Breyvier kry die leser tematies versamelde aantekeninge en bondige bespiegelings, asook aanvoorwerk vir verdere ontginning, in ’n ryklik gedokumenteerde ondersoek na Breyten Breytenbach en andere wie se invloed oor lande en dissiplines heen strek.

In hierdie eerste deel van ’n gesprek oor Breyvier beantwoord T’Sjoen Willem de Vries se vrae oor hierdie versameling beskouings en navorsing waarin ook die literêre bande en verkeer tussen Nederland, Vlaandere en Suid-Afrika aan bod kom.

In Breyvier knoop jy gesprekke aan, nuanseer punte, sluit in en vul aan. As navorser van die woord is jou bydraes telkens in die teken van “gee en aangee”. Wat het aanleiding gegee tot hierdie werkskrif in hierdie stadium van jou navorsing oor transnasionale letterkundes? Wat was die rol van publikasies aanlyn in hoe hierdie boek eindelik vorm gekry het?

Sinds de uitreiking door de Universiteit Gent van het institutioneel eredoctoraat aan Breyten Breytenbach in december 2014 heb ik, soms in samenwerking met pas afgestudeerde masterstudenten en collega’s (vooral Prof Alwyn Roux), her en der verspreid in Zuid-Afrikaanse geaccrediteerde tijdschriften (Tydskrif vir Letterkunde, Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans en Stilet), bijvoorbeeld ook in het Poolse academische blad Werkwinkel. Tijdschrift voor Nederlandse en Zuid-Afrikaanse Studies, wetenschappelijke artikels gepubliceerd over Breytenbachs aanwezigheid in de Lage Landen. Het gaat daarbij over literaire contacten, artistieke coproducties en exposities, publicaties bij Nederlandse uitgeverijen, in tijdschriften in Nederland en België, receptie van het werk in de Nederlandstalige literatuurkritiek. Wanneer ik de verzamelde artikels overschouwde, al ruim voor aanvang van het sabbatsverlof dat mij is toegekend door de Universiteit Gent (februari-september 2022), tekenden zich de contouren af van een boek. In mei 2022, zo was het plan, zou de opstellenbundel Kwintet verschijnen: een bundeling van vermelde academische opstellen, aangevuld met méér bijdragen over literaire dialogen tussen het Afrikaans en het Nederlands én een meer journalistiek-essayistische reeks met kortere notities (“Impromptu’s”). Ongeveer zoals in mijn boek Rakelings (2017, tweede druk: 2018), samengesteld ter gelegenheid van de oprichting van de Gentse leerstoel Zuid-Afrika: Talen, Literaturen, Cultuur en Maatschappij. Uiteindelijk werd het door omstandigheden een jaar later: een mooie bijkomstigheid is dat nu twee boeken het licht zien, Breyvier en Kwintet, die in dialoog gaan, elkaar aanvullen en uitgebreide perspectieven bieden voor diepgaander onderzoek naar Breytenbach in het transnationale domein. Maar niet alleen Breytenbach, ook andere schrijvers passeren in Breyvier en Kwintet de revue.

Yves T'Sjoen en Breyten Breytenbach by SASNEV (Foto: Izak de Vries)

In Breyvier komen de Nederlandse auteurs Henk van Woerden en Rudy Kousbroek ter sprake, ook de Vlamingen Hugo Claus en Herman de Coninck en verder Antjie Krog en Ronelda Kamfer. In beide boeken belicht ik naast Nederlandse allianties en vriendschappen méér Vlaamse literaire contacten en optredens van Breytenbach.

Het archiefwerk dat ik vorig jaar ondernam in bibliotheken en archiefinstellingen in Zuid-Afrika, ook de lectuur van primaire en secundaire literatuur, leverde een hele reeks aantekeningen op die in Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach zijn verzameld. Ik beschouw de essaybundel als een satellietboek van Kwintet: een verzameling met gedocumenteerde aanzetten voor verder onderzoek. Hierbij ligt niet uitsluitend de klemtoon op Breytenbach in het Nederlandse taalgebied. Ook andere lijnen van het intercontinentale verkeer tussen literaire circuits van Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika komen aan bod.

Eerste ontwerpen van hoofdstukken zijn vooraf gepubliceerd in de virtuele ruimte, met name op Voertaal. Het is dan ook passend Menán van Heerden en ook Izak de Vries van harte te danken voor de blijvende belangstelling en de redactionele zorg. Ook op de blog Kwintessens van het Humanistisch Verbond zijn teksten gepubliceerd. Mijn dank gaat uit naar mijn Gentse collega Johan Braeckman en redacteur Gert de Nutte. Met het oog op het boek werkte ik verder aan de artikels, die in mindere of meerdere mate gewijzigd, aangevuld en zelfs herschreven zijn gebundeld. Breyvier bevat zoals gezegd opstappen voor transnationale studie, te vergelijken met de impromptu’s in Kwintet, met telkens aandacht voor het literaire gesprek tussen Afrikaans en Nederlands. Uit de verzamelde opstellen mag blijken hoezeer het terrein nog braakliggend is, hoeveel onderzoek nog dient te gebeuren in het transnationale domein.

Over Kwintet kunnen we het later nog hebben. Breyvier is een apocrief werkschrift, een carnet met bio- en bibliografische aantekeningen. Met in het eerste deel “Marginalia”, of dus breytenbachiana waarmee ik het al ruime Breytenbach-onderzoek van Francis Galloway, Alwyn Roux, Louise Viljoen en andere onderzoekers aanvul. Ik ben schatplichtig aan verricht onderzoek, maar breid uit en vul aan wat ik in mijn speurtochten raakloop.

In die gang van Breyvier kom ’n leser opnuut onder die indruk dat Breytenbach se skryfwerk ’n begripslens bied waarin ’n verskeidenheid (transnasionale, literêre) bande byeengebring word. Watter aspekte van Breytenbach se skryf- en beskouende werk maak dit so geskik om dit binne hierdie verband te beskou en na te vors?

Al vóór zijn literaire debuut in Zuid-Afrika met de dichtbundel Die ysterkoei moet sweet (1964) en de verhalenbundel Katastrofes (1964) was de schilder en schrijver al aanwezig in de Lage Landen. Erik van den Bergh noteert dat Juan Breyten, schildersnaam van Breytenbach, in 1963 voor het eerst exposeerde in Nederland (Arnhem), een jaar later in de modernistische galerie Espace van Eva Bendien en Rutger Noordhoek Hegt aan de Keizersgracht in Amsterdam. Hij werkte al vroeg mee aan Yang Kahier, onder andere in het Zuid-Afrikanummer, en er verschenen vraaggesprekken met Breytenbach in Nederlandse en Vlaamse periodieken. In het archief van Adriaan van Dis (Den Haag) kon ik veel interessant materiaal opsporen. Voor de duidelijkheid: ook in Vlaanderen is Breytenbach in de jaren zestig aanwezig. Dat is sindsdien altijd zo gebleven. Ook in de gevangenisperiode (1975-1982) was er in België opmerkelijk veel belangstelling voor (de lotgevallen van) Breytenbach. Sommige schrijvers, onder wie Roland Jooris en Eddy van Vliet, betuigden hun sympathie, zoals met gelegenheidsgedichten, en sloten aan bij Anti Apartheid Beweging Nederland en het Comité Breyten Breytenbach (met Laurens en Frida van Krevelen als drijvende krachten).

Opmerkelijk is dat Nederlandstalige schrijvers, critici en periodieken, ook literaire organisaties (Poetry International en Martin Mooij bijvoorbeeld), altijd een band hebben onderhouden met Breytenbach. En vice versa. Het pionierswerk van Adriaan van Dis en Hans ten Berge, niet te vergeten Laurens van Krevelen (toentertijd uitgeefdirecteur van Meulenhoff) en Rob van Gennep, speelden een belangrijke bemiddelende rol. Zij hebben werk van Breytenbach ingeleid, uitgegeven, vertaald en gepromoot. Voor, tijdens en ook na de gevangenisjaren. Later is die rol overgenomen door Joost Nijsen van uitgeverij Podium (Amsterdam).

Het werk sloot in zijn surrealistische zegging (zoals het spel met beeldassociaties en de écriture automatique) nauw aan bij experimenten van de Nederlandse Vijftigers, inclusief Hugo Claus. Ook toen, wanneer Breytenbach optrad voor Poetry International in Rotterdam in het begin van de jaren zeventig, was er veel interesse voor de poëzie en ook voor het proza van de Zuid-Afrikaanse schrijver. Een bepaalde schriftuur sprak velen aan, naast natuurlijk het biografische gegeven dat de dubbelkunstenaar sinds begin zestig in exil verbleef in Parijs en om politieke redenen apartheid-Zuid-Afrika had verlaten. Het sociaal engagement dat destijds hoog op de literaire agenda stond in Nederland en Vlaanderen, met aandacht voor sociaalkritische standpunten, was niet onbelangrijk in dit licht. Ook na de vrijlating in december 1982, met in het voorjaar van 1983 een eerste publiek optreden op Het Andere Boek (Antwerpen, interview door Herman de Coninck) en in Nederland, is die aandacht alleen maar bestendigd, zelfs toegenomen. Breytenbach was er geregeld te gast, zijn teksten zijn vertaald en uitgegeven door Nederlandse uitgevershuizen, schrijvers hebben hun vriendschappelijke contacten onderhouden. Over dergelijke (literaire) vriendschappen schrijf ik in Breyvier en Kwintet: beide bundels zijn inhoudelijk complementair en bieden een overzicht van de Breytenbach-studie die ik de voorbije acht jaar mocht ondernemen (in samenspraak met andere onderzoekers).

In Oorblyfsel/Voice Over voer Breytenbach ’n intertalige gesprek, een wat binne vertaling plaasvind. Hy was ook betrokke by Nederlandse en Franse vertaling van sy werk. Vertel asseblief hoe hierdie faktor – sy verwerking van en betrokkenheid by vertalings (en die deurgee van kulturele spesifisiteite in die herskrywing daarvan uit een konteks in ’n ander) – as ’n faset van transnasionale studies funksioneer.

Je noemt een bijzondere bundel in het oeuvre van Breytenbach. In Breyvier verwijs ik ernaar, in een bijdrage over het Parlement International des Écrivains, waarvan Breytenbach deel uitmaakte (met onder anderen Salman Rushdie, Margaret Drabble en andere notoire schrijvers). Ook vertalers krijgen aandacht: Georges Lory, Adriaan van Dis en Laurens van Krevelen. Breytenbach is actief betrokken bij het vertaalwerk, waarvoor hij soms suggesties aan de hand doet. Naast het Afrikaans en het Engels beheerst hij uitstekend het Frans en beweegt zich makkelijk in het Nederlands. In de transnationale literatuurstudie wordt aandacht besteed aan vertalingen in het interculturele verkeer en de teksttransmissie tussen taal- en cultuurgebieden. Daarnaast spelen uiteraard evenzeer literair-institutionele factoren mee: actoren en instituties bepalen de dialoog tussen literaire systeem en circuits. Ook imagologische studie, naast vertaalwetenschappen en vergelijkende literatuurstudie, biedt instrumenten om transnationaal en interlinguïstisch verkeer te beschrijven. Met betrekking tot Afrikaans en Nederlands in Nederland en Vlaanderen spreek ik liever over translinguïstische uitwisseling. Het gaat immers niet over natiestaten, behalve dan Nederland, of over essentialistische en hegemonische culturen. De cultuurtransmissie heeft plaats tussen talen.

Breytenbach se beeldetaal omvat sowel sy skryf- as sy skilderwerk. Op die omslag van Breyvier (met as subtitel "Over taal, burgerschap en Breytenbach") en Kwintet (met as subtitel "Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands") is skilderye wat hy geskep het. Vertel asseblief van hierdie twee werke, en ook hoe die inhoud van die skilderye in gesprek met inhoude in die boeke is. Wat is die belangrike bande en aansluitings tussen Breyvier en Kwintet

Met de goedkeuring van de grafisch kunstenaar kon ik voor elk van beide boeken een reproductie gebruiken van schilderijen. De intermediale relatie tussen tekst en beeld is een karakteristiek van Breytenbachs kunstenaarschap: schilderijen bevatten dikwijls teksten of andere taalopschriften. Van de lyriek gaat een sterke beeldende kracht uit. Die intermedialiteit is kenschetsend voor een rijk oeuvre, zowel op schilderkunstig als op literair vlak. Door te opteren voor beeldend werk laat ik dat facet van het artistieke oeuvre zien: de twee zijn niet van elkaar los te koppelen. Breytenbach verzorgde nogal wat boekillustraties: voor het omslag is geregeld een grafisch werk van Breytenbach afgedrukt. Die verwevenheid van schilderkunst en literatuur moet in een studie van Breytenbachs artistieke postuur centraal worden gesteld. De beeldend kunstenaar laat zich geregeld in met boekesthetica.

Voor Breyvier opteerde ik voor een schilderwerk getiteld ensō 5 (2019). Het werk past in een ensō-reeks en maakte deel uit van de solo-expositie ‘Breyten’ in Amsterdam (Galerie Stevenson, september-oktober 2021). Over de reeks tekende Breytenbach op: “‘The Enso’s came about quite spontaneously. I started to become very interested in the final gesture, the one gesture in paint that would sum up the particular moment completely. You cannot change it - you don’t do it two times, you do it in one go. But then I quickly realised that, for me, just the Enso – in the original Japanese sense of the master or the painter sitting down on his knees with the ink and the paper, and in a moment really just doing one circle with perhaps a little poem next to it - that was really not going to be my thing. Although there is a little bit of that in there, I think”. De Japanse meester tekent een cirkel en componeert in “a spontaneous overflow” een sneldicht dat wordt geïntegreerd in de sobere grafische compositie. Niet echt Breytenbachs “ding”, naar eigen zeggen, maar toch. Vooral de inspiratie van het moment – wat je één keer doet en nooit meer hetzelfde – trekt mij conceptueel aan en ligt ten grondslag aan Breyvier: marginalia, annotaties en aanzetten voor onderzoek zijn ontstaan vanuit een soortgelijke verwondering, in een poging een moment vast te leggen. Ook ik trachtte in mijn apocriefe breviarium of dus werkschrift cirkels te kalligraferen. Voorts stelt Breytenbach: “In Enso 4, I actually have a little poem that goes with it – and I think that, for me, is the most interesting of them. It is not illustrating the Enso, it’s not illustrating that particular moment, and it is not illustrating the oriental painter, but somehow it is all in there somewhere.’

Voor het boekomslag van Kwintet koos ik voor Portret van Self as Jimi Hendrix met narremus. De schrijver die zich vermomt, een heteroniem hanteert (zoals blijkt uit de coda waarmee Kwintet afsluit: Ka-afir neemt er eigenzinnig het slotwoord en verrast de lezer). De kunstenaar die zich met narrenmuts vertoont, met een zotskap: de schrijver wenst zich niet te conformeren, laat zich niets aan conventies gelegen liggen, hij loopt zijn eigen pad. In een bijdrage over Alfred Schaffer in Kwintet, spreek ik over het “tussen-in gebied”, “ergens nergens” (een titel van de Surinaams-Nederlandse auteur Astrid H. Roemer), over liminaliteit. Het is een tussenruimte waarin ook Breytenbach past, zoals Louise Viljoen in haar studieboek Die mond vol vuur (2014) bijzonder helder aantoont. Behalve de schilderijen zijn er nog andere elementen die ik haal uit Breytenbachs werk: de structuur van Breyvier (twintig hoofdstukken) zijn notities, de compositie is gemodelleerd naar Notes from the Middle World, voor mij nog altijd een van de meest inspirerende teksten van Breytenbach. Naast de schilderkunstige kwaliteiten ben ik gecharmeerd door de kritische stem die uit het doek Portret van Self as Jimi Hendrix met narremus spreekt, waarin de vlag van de regenboognatie verwerkt is. Ook de keuze voor de figuur van Jimi Hendrix, zowel artistiek als cultureel-etnisch, is niet zonder belang.

Voor Breyvier koos ik dus voor een meer onthecht werk, verwijzend naar het zenboeddhisme (Japanse meester): zoals bekend een rijk referentiekader voor de lyriek van Breytenbach. Behalve allerlei interpretaties is het toch vooral de indringendheid van beide kunstwerken die mij deed besluiten voor schilderijen te kiezen.

Breytenbach beskryf die dialektiese benadering in sy werk as ’n omvormende en durende proses. Jy haal hom aan waar hy sê: "[D]ie sin gaan skuil in die stroom, nie in die betekenis nie", en ook dat dit gaan om wat jy bestempel as  "’n (skryf)beweging wat nie tot stilstand kom nie". (Jy skryf dan ook oor Breytenbach se skryfwerk dat die "bespiegelende teksten, in proza of poëzie, zijn met elkaar verstrengeld en een fragment maakt altijd deel uit van een denkproces dat geen slotakkoord vindt".) As ’n mantra in Breytenbach se politieke en artistieke denke sonder jy die volgende uit: Afrika verkeer in die paradoksale situasie dat dit een van die oudste beskawings is, wat sigself voortdurend opnuut moet uitvind. Teen hierdie agtergrond, hoe sien die rol van die Gorée-instituut vandag, meer as 30 jaar later, daar uit, en spesifiek Breytenbach se rigtende beskouings daarin? Vertel asseblief van die VisionKeepers-projek waar jy en Alwyn Roux hierdie omvattende werk en die veelkantige fasette van Breytenbach en die Goreé-instituut navors.

Zowel in Breyvier als in Kwintet (in een samenwerking met Alwyn Roux) heb ik een opstel opgenomen over het GORIN (Gorée Institute). Vorig jaar bestond het instituut precies dertig jaar. Een aanleiding voor Breytenbach om er terug te gaan met een strategisch plan (2021-2025). Ik heb er met Breytenbach uitgebreid over gepraat. Het pan-Afrikaans instituut voor de kust van Dakar (Senegal) tracht culturele banden te smeden en gemeenschappen nader tot elkaar te brengen. Het is een “Centre pour la Démocratie, le Développement et la Culture en Afrique”. Zoals bekend was Breytenbach van 2002 tot 2010 uitvoerend hoofd van het departement culturele zaken van GORIN. Alwyn Roux en ik bereiden thans een monografie voor over de verbeelding van Afrika in de lyriek van Breytenbach en over diens actieve betrokkenheid bij de oprichting en de werking van GORIN. Daarvoor zullen we het archief raadplegen.

Het VisionKeepers-project van UNISA, met als initiatiefnemer en projectuitvoerder Alwyn Roux en ikzelf als mentor, heeft de titel “Om Afrika te verbeel/Imagine Africa”. Sinds meer dan drie jaar werken we intensief samen: naast peer-reviewed academische artikels waarin onderzoeksbevindingen worden gepresenteerd zijn er seminaries en colloquia. Voor het symposium van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek in Nijmegen (augustus 2022) hebben Alwyn en ik een deelonderzoek naar voren gebracht (over de eilandgedichten van Breytenbach). Enkele satellietteksten die ons referaat flankeren, die ik schreef in de aanloop van het symposium toen onze referaattekst klaar was maar er noodgedwongen nog heel veel is blijven liggen, zijn in Breyvier opgenomen: zoals over Denkend vuur, een essayboek over kunst, politiek en maatschappij (oorspronkelijk: The Memory of Birds in Times of Revolution, 1996) en de Gorée-gedichten.

Gorée speelt een centrale rol in de verbeelding of conceptualisering van Afrika in Breytenbachs oeuvre: zowel in de poëzie als in speeches en essays, in prozateksten (vooral The Middle World Quartet) wordt gereflecteerd over Afrika: over verleden, heden en toekomst. Niet alleen moet een poëzieanthologie worden samengesteld met teksten waarin Afrika wordt verbeeld. Voor een diepgaander begrip van Breytenbachs werk is een studie van de voorstelling van Afrika een absolute noodzaak. Louise Viljoen publiceerde hierover al eerder in Die mond vol vuur. Alwyn en ik konden en kunnen met de financiële ondersteuning van UNISA en het departement Afrikaans en Literaire Theorie gedurende jaren dit revelerende onderzoek uitvoeren. Niet alleen de monografie over Breytenbach, de verbeelding van Afrika en het Gorée Instituut staat op onze bucketlist. Ook een panoramisch boek over de vele interculturele/literaire contacten tussen Afrikaans en Nederlands (in de reeks Lage Landen Studies, Academia Press) staat voor het einde van dit jaar gepland. Maar dat is een ander verhaal.

Breyvier het, soos reeds genoem, as subtitel "Over taal, burgerschap en Breytenbach". Wat het sy betrokkenheid in Afrika en die Gorée-instituut bygedra tot hoe jy taal by Breytenbach lees en burgerskap beskou?

Meertaligheid en culturele diversiteit staan hoog op de agenda, ook van Breytenbach. Ik beschouw Breytenbach, behalve als een heel bijzondere dichter en verbeeldingrijke schilder, als een politiek filosoof (ik noem hem steevast "maître" in onze privécorrespondentie), een scherp kritisch denker die in het openbaar geen blad voor de mond neemt. Over de taalopvattingen, zo je wil de taalfilosofie, van Breytenbach is een aparte studie te schrijven. Taal en burgerschap zijn onlosmakelijk verbonden. In Breyvier heb ik het trouwens op een kritische manier over het Afrikaans dat zich vandaag in een Catch-22 bevindt: er wordt geklaagd over de teloorgang van de taal (taalbeleid van universiteiten), wat ik de Calimero-houding noem, maar de taal is mijns inziens sprankelender dan ooit. Kijk alleen al naar de literatuur in vele variëteiten van het Afrikaans. Er is geen taal in Zuid-Afrika waarvoor zoveel wordt ondernomen, waarvoor zo een kapitaalkrachtige geldmachine wordt ingezet om de taal te onderhouden en te promoten (media, culturele activiteiten, uitgeverijen etc.). Indien een project zoals Akademia wordt gerealiseerd, zegt het veel over de bereidwilligheid (Afrikaans activisme) en over de geldstromen die voorhanden zijn om dergelijke plannen van een enkele taalgemeenschap te bewerkstelligen.

De lezer van The Middle World Quartet hoort niet alleen de indringende stem van Breytenbach. De essays handelen over Afrikaans-zijn (in de continentale zin), over Afrikaner en Afrikaans, over kritisch burgerschap, in het Engels “commitment”, over sociaal engagement. Hier spreekt een schrijver die zich niet verschanst in een ivoren toren, maar op een betrokken manier in de wereld staat, vooral dan in Afrika, en reflecteert over pan-Afrikaanse idealen en democratie, over de tol van het slavernijverleden dat als een litteken meegroeit in het maatschappelijke weefsel in Afrikaanse landen, over multiculturaliteit en meertaligheid, over culturele banden. Maar ook over ellende, geweld, corruptie. Over die verbondenheid tussen taal en burgerschap in de wereld van Breytenbach spreek ik in het (tweede) deel “Meertalig burgerschap” in Breyvier. Het is ook de titel van een kritische beschouwing die ik schreef met Antjie Krog. Een grondig gewijzigde, geactualiseerde en aangevulde versie van dat hoofdstuk verscheen hier op Voertaal.

Breytenbach se gedagte aan die Middelwêreld en sy verhouding as skrywer en skilder met die Middelwêreld maak daarvan ’n eksistensiële filosofie, ’n manier van lewe. Wat eien jy as die hoofeienskappe van die Middelwêreld en watter daarvan is belangrik op aktuele vlak vir spesifiek hierdie tyd? Wat bied die Middelwêreld (ook vir jou as ondersoeker) as ’n manier om die skrywerskap van Breytenbach (en ander) verrykend te lees? 

Zoals gezegd beschouw ik de reflectie-essays over de Middenwereld als de kern van Breytenbachs filosofische denken. Ik koppel de Middenwereld-opvatting aan liminale gedachten (of een soortgelijke positie). Het is een “tussen-in” wereld: de schrijver is een nomade die zich niets aantrekt van conventies en opgelegde voorschriften of regels. Die plaats, niet gestructureerd volgens vaste patronen, biedt vrijheid (maar ook onzekerheid). De metafoor van de vogel, nadrukkelijk aanwezig in de beeldengrammatica (literatuur en schilderwerk), is niet toevallig: de ongebondenheid van de Jimi Hendrix met narrenmuts (coverafbeelding van Kwintet) is sprekend voor de perifere plaats die de dubbelkunstenaar zelfbewust inneemt. Het gaat over het kritisch vernuft van Breytenbach Woorddwaas: de schrijver zoekt doelbewust de marge op, hij is zoekend en laat zich niet opsluiten in vaste denkpatronen en routineuze handelswijzen die door een establishment worden gedecreteerd. Een luis in de pels. Aan de Middenwereld-filosofie wijd ik in Breyvier particuliere notities die ik hier niet kan samenvatten.

Ik denk met jou dat we van dergelijke politiek-filosofische bespiegelingen veel kunnen leren: hoe het belangrijk is “onburgers” te zijn, dat wil zeggen: recalcitrante burgers in een wereld die van ons allemaal kuddedieren wil maken, ieder individu aan banden leggen en ons een (culturele of politieke) identiteit opdringen. Tegen die “pensée unique” verzet Breytenbach zich met hand en tand. Ik denk met de schrijver-filosoof dat we meer Middenwereld nodig hebben, “onburgers” die kritisch wikken en wegen en zich niet conformeren aan een gelijkmakend en dus steriel identitair denken. Hoe ik hiermee aan de slag ga, kan de lezer vernemen in het eerste deel “Marginalia” van Breyvier. Hierin staat het opstel “Onburgers van de Middenwereld. Over vagebonden en zotskappen, ergens en nergens”. De deeltitel “Marginalia” verwijst naar het belang van de sociale marge (ik begin er dus ook mee, niet bij wijze van uitsmijter maar als plat de résistance). Tezelfdertijd refereert deze titel aan kritische kanttekeningen die in de loop van mijn Breytenbach-studie het afgelopen jaar zijn genoteerd.

  • Op 22 Maart 2023 voer Alwyn Roux en Yves T’Sjoen ’n onderhoud aanlyn oor Breyvier en die komende Kwintet in Samespraak (met steun van de Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek). Besonderhede is hier beskikbaar.
  • Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (425 bladsye) kan eersdaags by die uitgewery W∞lf (Antwerpen) bestel word: https://www.projectwoolf.be.

> Word vervolg (deel 2)

Lees ook:

Breyvier (Deel 2): Só breek Breytenbach en Krog tale oop en vernuwe denke

Om Afrika te verbeel: Brugfuncties van Breytenbach en Gorée Instituut

"Je moet Afrika verbeelden." – Breyten Woorddwaas over "het eiland"

Verbeelding van Afrika in Denkend vuur van Breyten Breytenbach

Francis Galloway se teks oor Breyten Breytenbach vir die publiek beskikbaar

Breytenbach op 80: Perspektiewe | perspectieven op Breytenbach – Louise Viljoen

Interuniversitaire samenwerking op het gebied van Afrikaans en Nederlands

Taalkwesties: pleidooi voor een meertalig burgerschap

"Ik hou van het leven": Een interview met Astrid H. Roemer

Hugo Claus en Zuid-Afrika. Literaire posture in Afrikaans

Hugo en T’Sjoen deel insigte en nuus oor Claus se grootse werk Het verdriet van België, wat binnekort in Afrikaans verskyn

Chinatown: Schaffer en Kamfer oor die omsit van ervaring in digkuns en die Nederlandse vertaling van haar werk

Herman de Coninck schrijft Antjie Krog: "Een van de redenen waarom ik graag naar Zuid-Afrika kom, is het gevoel dat alles daar in beweging is, de politiek, maar ook de moraal"

Muchu gustu: Oor vliegtuie en sitplekgordels

Simone Atangana Bekono, Radna Fabias en Babs Gons in Kaaps/Afrikaans

Plunder: Artistieke samenwerking tussen Berlinde De Bruyckere en Antjie Krog (Antjie Krog notitie #1)

Rushdie gebruik verbeelding om die vrye woord te verdedig

Buro: MvH
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top