Bekroonde literatuurhistorici gesels oor omvattende verkenning van Nederlandse letterkunde in SA

  • 0

Hoewel die gebruik van Nederlands ná 1925 in Suid-Afrika uit die openbare lewe verdwyn het, word in die 21ste eeu steeds Suid-Afrikaanse Nederlandse letterkunde geskryf, vertel Olf Praamstra en Eep Francken, vanjaar die ontvangers van die Van Ewijck-Stigting se prestasiebeurs.

Hulle het met Willem de Vries gesels oor hul jarelange, omvattende navorsing (sedert 2012) wat gelei het tot die publikasie van Geen land voor dromen, Geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur (2023).

Eep Francken, Chris van der Merwe en Olf Praamstra (foto: Jean Oosthuizen)

Vertel asseblief van julle samewerking en die ontwikkeling van hierdie boek. Wat beteken hierdie prys vir julle as literatuurhistorici en vir hierdie onderwerp in die hedendaagse diskoers oor transnasionale letterkundes asook die spesifieke waardering van die bande tussen Nederlands en Suid-Afrika (en Afrikaans)?

Wij zijn allebei in de jaren negentig gastdocent in Zuid-Afrika geweest. Tijdens ons verblijf ontdekten we heel veel Nederlandse auteurs die in Zuid-Afrika geleefd hebben en die over de samenleving waar zij deel van hebben uitgemaakt hebben geschreven. Ook maakten wij kennis met de boeken van voorgangers die er al honderd jaar geleden over schreven, zoals G. Besselaar, F.C.L. Bosman en Elizabeth Conradie. Voor ons waren het bijna allemaal onbekende auteurs, die niet in de Nederlandse literatuurgeschiedenis en evenmin in de Afrikaanse literatuurgeschiedenis voorkwamen. Maar wel de moeite waard! Terug in Nederland – wij werkten aan de Universiteit Leiden – besloten wij er college over te geven. Ons doel was om op die manier een bloemlezing uit die literatuur te maken.

Die is er ook gekomen. De studenten in ons college hebben een bloemlezing gemaakt uit deze Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur. Die bloemlezing hebben wij daarna op de website van de universiteit geplaatst. Maar omdat niet heel veel mensen zo’n digitale bloemlezing lezen, besloten we er ook een boek van te maken. Dat verscheen in 2008: Heerengracht Zuid-Afrika.

Nadat die bloemlezingen verschenen waren, beseften wij dat het de hoogste tijd was voor een actuele geschiedenis van die literatuur. Ook daarvoor hebben we weer een beroep gedaan op studenten. Naar aanleiding van die bloemlezing hebben we verschillende colleges over de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur gegeven. De studenten hebben er werkstukken en scripties over geschreven. En rond 2012 zijn wij begonnen met het schrijven van onze literatuurgeschiedenis.

Van “transnasionale letterkunde” hadden wij nog niet gehoord. Besselaar en Conradie ook niet. We blijken opeens modern te zijn! De banden tussen het Nederlands en het Afrikaans gaan ons aan het hart. Voor studenten Nederlands is een kennismaking met het Afrikaans heel leerzaam en omgekeerd geldt dat ook. De prijs, en ook de prachtige prijsuitreiking in SASNEV, ervaren we als een mooie erkenning, een belangrijk schouderklopje van een zeer gewaardeerde instelling en van zeer gewaardeerde collega’s.

As navorsers het julle albei voorheen telkens aandag gegee aan en werke gepubliseer oor die Nederlandse koloniale literatuur. Wat het hierdie literatuur vir julle interessant gemaak dermate dat dit vir julle albei ’n navorsingsfokus geword het?

Naast de Nederlandse literatuur die is ontstaan in Nederland en Vlaanderen, bestaat er ook een omvangrijke (post)koloniale Nederlandse letterkunde die deels is geschreven en gepubliceerd buiten het moederland. De bekendste van die literaturen is de Nederlands-Indische letterkunde. Uit onderzoek naar de Indische literatuur – en daar is in de laatste jaren veel onderzoek naar gedaan – blijkt dat die literatuur niet los staat van de Nederlandse, maar niettemin een eigen ontwikkeling kent.

En juist die andersoortige ontwikkeling maakte dat er voor Indische auteurs niet of nauwelijks plaats was in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. En dat geldt ook voor schrijvers uit Suriname, de Nederlandse Antillen, Belgisch Congo en Zuid-Afrika. Zij laten zich immers maar heel moeilijk beschrijven in een verhaal dat uitgaat van de literaire ontwikkelingen in het moederland. De koloniale literatuur kent haar eigen ontwikkeling en heeft haar eigen thema’s. Zelfs in de meest recente, indrukwekkende geschiedenis van de Nederlandse literatuur krijgen zulke schrijvers nog geen overmatige aandacht en de Nederlandse auteurs uit Zuid-Afrika helemaal niet.

Wij vonden het van belang om die andersoortige Nederlandse literatuur te bestuderen en onder de aandacht te brengen, te beginnen met onze eigen studenten.

In 2008 het julle ’n bloemlesing saamgestel uit die werk van Nederlandse Suid-Afrikaanse skrywers. Wat is die verband tussen die bloemlesing en die latere literatuurgeskiedenis?

Anders dan in onze literatuurgeschiedenis kozen wij voor de bloemlezing teksten vanaf 1800. Vanaf 1800 verschenen er in Zuid-Afrika – in het Nederlands – boeken, kranten en tijdschriften die bedoeld waren voor een Zuid-Afrikaans publiek. Zo ontstond er een bloeiend literair leven dat veel leek op dat in Nederland. Er waren leesgezelschappen, rederijkerskamers en uitgevers van Nederlandse kranten, tijdschriften en boeken. We konden dus kiezen uit een overvloed aan materiaal.

Bovendien is de literatuur van na 1800 voor de tegenwoordige lezer toegankelijker dan die uit de tijd van de VOC. Maar voor het schrijven van de geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur wilden we wel bij het ontstaan ervan beginnen en dat was het Dagregister van Jan van Riebeeck.

Vir die navorsing en werk aan ’n boek soos Geen land voor dromen is benewens oorspronklike bronne ook verklaarde oogmerke van die publikasie belangrik. Wat het deurgaans vir julle as leimotiewe gedien? In die loop van navorsing duik aspekte op wat navorsers kan verras, aspekte bevestig of eie verwagtinge laat bevraagteken. Watter bestaande aannames het die navorsing vir julle bevestig, laat bevraagteken en dalk laat hersien? 

Wij waren steeds weer verrast hoe rijk de Nederlandse Zuid-Afrikaanse literatuur is, in het bijzonder vanaf 1800. Ons uitgangspunt was dat wij ons zouden richten op literatuur die geschreven is door mensen die gedurende langere of kortere tijd in Zuid-Afrika hebben gewoond en die deel hebben uitgemaakt van deze samenleving; kortom op Nederlandse literatuur geschreven in of voortgekomen uit een verblijf in Zuid-Afrika.

Vanaf 1800 verschenen er in Zuid-Afrika – in het Nederlands – boeken, kranten en tijdschriften die bedoeld waren voor een Zuid-Afrikaans publiek. Zoals we al zeiden, er ontstond een bloeiend literair leven dat veel leek op dat in Nederland. Er waren leesgezelschappen, rederijkerskamers en uitgevers van Nederlandse kranten, tijdschriften en boeken. Maar die literatuur was geschreven voor een Zuid-Afrikaans publiek, door auteurs die in Zuid-Afrika geboren en/of overleden zijn, en die schreven over Zuid-Afrikaanse kwesties.

Tot 1875 was het Nederlands de enige schrijftaal, maar ook na 1875, als er naast het Nederlands ook in het Afrikaans geschreven wordt, blijft de positie van het Nederlands lange tijd veel sterker dan die van het Afrikaans. Het is de Anglo-Boerenoorlog geweest die een einde heeft gemaakt aan die sterke positie van het Nederlands. Na de oorlog wordt het Nederlands naast het Engels een van de twee officiële talen van de nieuwe republiek, maar met “Nederlands” kan ook Afrikaans bedoeld worden, en dat is in de praktijk in toenemende mate het geval, in het onderwijs, in de kerk en op papier, totdat het Afrikaans in 1925 naast het Engels de officiële taal wordt van Zuid-Afrika.

Maar al verdwijnt na 1925 in Zuid-Afrika het Nederlands uit het openbare leven, toch wordt er ook in de twintigste en eenentwintigste eeuw nog Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur geschreven. Het gaat dan om mensen die gedurende langere of kortere tijd in Zuid-Afrika gewoond hebben, meestal immigranten en emigranten. Dus ook die periode behandelen wij in ons boek, de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur is niet afgelopen.

Wij beginnen ons boek daarom met Van Riebeeck (1619-1677) en wij eindigen met Alfred Schaffer (1973). Hij is zo’n immigrant; een Nederlander die nu alweer heel lang in Kaapstad woont. Tot onze blije verrassing dook hij zelfs in persoon op bij onze prijsuitreiking, samen met een andere schrijver van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur, de romancière Pauline Vijverberg.

Die Nederlandse literatuurgeskiedenis wat in Suid-Afrika ontstaan het, kan in sekere opsigte as ’n “liminale” of “tussenliteratuur” beskou word. Het dit ’n bepaalde invloed uitgeoefen op hoe julle hierdie navorsing benader het? Was dit ’n beeld van hierdie letterkunde wat julle juis aan aandag wou skenk? Afrikaans en die jong Afrikaanse letterkunde is in Suid-Afrika doelbewus vanaf 1925 bevorder ten koste van Nederlands. Wat vind julle van die verloop van hierdie proses?

Wij waren ons ervan bewust dat de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur een “liminale’ literatuur is. Evenals ander op vreemde bodem ontstane letteren – zoals de Nederlands-Indische, Surinaamse, Antilliaanse en Congolese literatuur - nam die in de Nederlandse literatuurgeschiedenis een marginale positie in, aan de rand van een literaire wereld waarin autochtone schrijvers de toon aangaven. Met als gevolg dat deze “buitenlandse” of “overzeese” Nederlandse auteurs nog altijd alleen tot hun recht komen in een aparte “regionale” literatuurgeschiedenis. Vandaaruit kunnen zij dan de stap zetten naar de Nederlandse literatuurgeschiedenis.

Maar ook in de Zuid-Afrikaanse literatuurgeschiedenis zou er meer aandacht voor mogen zijn. Wij gebruiken de metafoor van Gray waarin we de Zuid-Afrikaanse literatuur vergelijken met een archipel. Van een reeks eilanden zie je op het eerste gezicht alleen wat boven het water uitsteekt, maar onder de oppervlakte zijn ze met elkaar en met het vasteland verbonden. De eilanden zijn voor ons de literaturen in de verschillende talen: Afrikaans, Engels, Zoeloe, Xhosa, maar ook een – toegegeven – klein Nederlands eilandje heeft in dit beeld zijn plaats. Voor de rol van vasteland in de vergelijking dienen zich in de eerste plaats de Engelse letteren aan, maar je hoeft niet ver onder water om te zien dat in de diepte ook de Nederlandse literatuur haar betekenis heeft. Wie de literatuur van Zuid-Afrika wil beschrijven kan niet om dit Nederlandse eiland heen en evenmin om de erbij behorende onderwaterwereld. Er bestaan nu eenmaal veel verbindingen tussen wat er in Zuid-Afrika en wat er in Nederland is geschreven.

Om terug te komen op uw vraag. Het is onze overtuiging dat na 1925 de Zuid-Afrikaanse Nederlandse letterkunde doelbewust uit de Afrikaanse literatuurgeschiedenis is weggewerkt. De gezaghebbende literatuurhistoricus J.C. Kannemeyer stelt in zijn geschiedenis hierover de vraag: “Is hierdie geskrifte deel van die Afrikaanse letterkunde?” Zijn antwoord is dat de Nederlandse teksten horen tot de Nederlandse koloniale letterkunde en in dat opzicht aansluiten bij soortgelijke teksten in Nederland. Maar geleidelijk evolueren de teksten in de richting van een eigen Afrikaanse literatuur, al is de taal nog niet volledig Afrikaans. In de ogen van Kannemeyer is de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur slechts een voorloper, die niet echt meetelt. In zijn tweedelige Geskiedenis van die Afrikaanse literatuur besteedt hij er maar een paar bladzijden aan.

Bekende Nederlandse figure aan die Kaap is die beeld van Jan van Riebeeck en van sy vrou, Maria, maar die beelde is nie saam opgerig nie, en dié van Jan van Riebeeck is boonop nie deur die verwagte instansie opgerig nie. Vertel asseblief hiervan, asook van die standbeeld op die omslag van die boek en die aanhaling van Hessels waaruit die titel ontstaan het.

Het standbeeld op het omslag van het boek is het Nederlandse taalmonument in Burgersdorp, het enige monument ter wereld dat gewijd is aan de Nederlandse taal. Deze erezuil werd in 1893 opgericht om te vieren dat het Nederlands in de Kaapkolonie naast het Engels erkend werd als een van de twee “amptelike” talen. Veelzeggend is ook dat het in de Boerenoorlog vernield werd. Engelse soldaten trokken het van de sokkel, en het gerucht ging dat ze de brokstukken in zee hadden gegooid. Na de oorlog, in 1907, schonk de Engelse overheid als gebaar van verzoening een replica van het beeld aan Burgersdorp, dat op het voetstuk van het oorspronkelijke beeld werd geplaatst. Vijfentwintig jaar later werd het onthoofde en ontarmde oude beeld bij toeval teruggevonden in King William’s Town en achter de replica geplaatst. Beide beelden staan er vandaag de dag nog, maar tegenwoordig met een ijzeren hek eromheen. Het is symbolisch voor het feit dat door de Boerenoorlog de Nederlandse taal uit het openbare leven in Zuid-Afrika is verdwenen.

De Afrikaanse literatuurgeschiedenis laat de geschreven literatuur terecht met Van Riebeeck beginnen. Niet alleen omdat hij toevallig als eerste een pen vasthield, maar ook omdat zijn verslaglegging, niet als literatuur bedoeld en destijds niet gepubliceerd, persoonlijke trekken vertoont. Hij had stijl. Meer dan verwacht vonden we zoiets in latere “egodocumenten” terug.

Het beeld van mevrouw Van Riebeeck was een cadeau van Nederland aan Zuid-Afrika na de Van Riebeeck-feesten van 1952. Volgens een bekend verhaal heeft koningin Juliana tegen de premier van Zuid-Afrika gezegd dat zij niet op bezoek zou komen zolang de Apartheid heerste. In elk geval is het beeld niet onthuld door de koningin. Onze regering heeft toen prins Bernhard afgevaardigd.

En wat de titel betreft: Vanaf het ontstaan van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur – het dagregister van Jan van Riebeeck uit 1652 – zijn de verschillende bevolkingsgroepen een terugkerend thema. Sommige auteurs dragen bij aan scheidsmuren, andere proberen ze te slechten. Vanaf het allereerste begin is er in Zuid-Afrika sprake van een multiculturele samenleving, waarin verschillende bevolkingsgroepen voortdurend met elkaar in botsing komen; een samenleving van conflicten, onderdrukking en opstanden, van slavernij en apartheid. In Zuid-Afrika is geweld nooit ver weg. Vandaar dat wij de dichter Hessels nazeggen: het was (en is) “geen land voor dromen”.

In die nawoord vermeld julle die “geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse letterkunde is in veel opzichten het verhaal van vergeten boeken en vergeten schrijvers”. Is dit daaraan te wyte dat dié letterkunde in ’n reeks kulturele oorgange ontstaan het, en binne verskeie opeenvolgende tydsgeeste beweeg het wat verskillende soorte aandag vereis het?

Nee, dat is vooral het gevolg van het feit dat deze literatuur, evenals andere literaturen die weliswaar in het Nederlands zijn geschreven, maar niet over Nederlandse onderwerpen gaan – zich niet of nauwelijks laten beschrijven in een verhaal dat uitgaat van de literaire ontwikkelingen in het moederland. De koloniale en postkoloniale literatuur kent haar eigen ontwikkeling en heeft haar eigen thema’s. In de “binnenlandse” Nederlandse literatuur neemt – zoals gezegd – deze literatuur een marginale positie in omdat autochtone schrijvers de toon aangeven. Vandaar het verhaal van vergeten boeken en vergeten schrijvers.

Heelwat werke in die lang piëtistiese tradisie in Suid-Afrika in Nederlands kon eintlik elders ook geskryf gewees het. Waar begin Suid-Afrika en die mense van die land sterker figureer in verhale en gedigte in die Nederlandse piëtisme ter plaatse?

Piëtistische auteurs richten zich in de eerste plaats op het versterken van het innerlijk leven. Hun geschriften zijn vooral bedoeld om gelijkgestemden aan te moedigen en te steunen. Voor zulke mensen schreven ze brieven, (auto)biografische geschriften, liederen en poëzie, terwijl bevindelijke predikanten prekenbundels uitgaven. Wat dat aangaat komt het land en de plaats waar ze wonen op de tweede plaats. Maar vanaf het allereerste begin drong de buitenwereld in zulke geschriften natuurlijk altijd door. Zie in dat verband een van de eerste auteurs van zulke literatuur, Hester Venter. Na haar “wedergeboorte” beschrijft zij tot in detail de ups en downs van haar innerlijke leven. Maar soms dringt ook in die beschrijvingen de buitenwereld even door: als een “heidin” met twee kinderen op een dag bij haar binnen komt lopen en om een stukje brood vraagt, jaagt Hester haar vanwege deze “onbeschaamdheid” weg. Maar onmiddellijk daarna voelt ze zich schuldig en vraagt God om vergeving. Ook in het werk van andere piëtistische schrijvers vind je zulke voorbeelden, waar wij in ons boek ook naar verwijzen.

Opperman se “wrede prag en angs” geld sowel die sfeer en omgewing van die eerste deel van die boek tot en met die sesde deel. Julle gedagtes daaroor.

Als we ‘t goed begrijpen verwijst Opperman naar een algemene ervaring in Zuid-Afrika: het land is prachtig maar niemand is er op zijn gemak. Die ervaring vind je bijna overal in de koloniale literatuur, ook in alle delen van ons boek. Ook voor postkoloniale bezoekers aan uw mooie land anno 2025 overigens nog heel herkenbaar!

Julle beskryf aan die hand van die skrywers van geskrewe tekste Nederlands in Suid-Afrika in ses dele beginnende by die Nederlandse tyd tot Nederlands as vreemde taal. Afrikaans en Nederlands staan in ’n seldsame en voedingsryke verhouding tot mekaar en met Afrikaans as Europese taal wat in Afrika ontstaan het. Waar en hoe het julle jul eie belangstelling in die land en taal omgesit in navorsing?

Deze vraag hebben we hierboven al beantwoord. Wij hebben in de jaren negentig in Zuid-Afrika de Nederlandse Zuid-Afrikaanse literatuur ontdekt en vastgesteld dat het grotendeels om schrijvers ging die wel de moeite waard waren, maar die niemand meer kende. Daarom hebben wij er colleges over gegeven, een bloemlezing uit hun werken gemaakt en er onderzoek naar gedaan. Tenslotte heeft dat geresulteerd in onze literatuurgeschiedenis, die deze auteurs weer onder het stof vandaan moet halen.

Die geskiedenis van kanonisering bied talle benaderings. Wat het meegewerk in hoe julle jul benadering vir die boek geformuleer het? By watter tradisie sluit julle aan en van watter doen julle afstand in Geen land voor dromen?

Om te beginnen: op een enkeling na, gaat het in ons boek over auteurs en teksten die zich bevinden in een literair circuit waarvoor al honderd jaar praktisch geen enkele aandacht meer is. Zij staan daardoor volledig buiten het kanoniseringsproces dat zijn weerslag heeft gekregen in de literatuurgeschiedenissen van de Nederlandse en de Afrikaanse literatuur. Op die geschiedenissen is Geen land voor dromen een noodzakelijke aanvulling.

Hoe is julle aandag aan hierdie min of meer onontginde gebied ontvang deur Afrikaanse kollegas, asook die Suider-Afrikaanse Neerlandici?

Vanuit Zuid-Afrika is er vanaf het begin enthousiast gereageerd op onze activiteiten op dit gebied. Onze bloemlezing Heerengracht Zuid-Afrika dankt zijn verschijning aan een forse subsidie van Die Fonds Neerlandistiek Suider Afrika, Universiteit van Stellenbosch. Zonder de toekenning van die subsidie is het de vraag of deze bloemlezing er ooit gekomen zou zijn. Ook heeft een redactieraad, bestaande uit vijf Zuid-Afrikaanse wetenschappers, het hele manuscript van Geen land voor dromen gelezen en van commentaar voorzien. Zij hebben ons voor menige fout behoed, maar belangrijker nog was de hulp die zij ons hebben geboden door te wijzen op auteurs en teksten en ook door kopieën van werken toe te sturen, die in Nederlandse bibliotheken niet aanwezig waren. Hun belangstelling, medewerking en aanmoediging heeft ons enorm gestimuleerd. Ons boek heeft drie prachtige recensies gekregen: in Nederland van Ingrid Glorie, in Vlaanderen van Lieselot Tuytens en in Zuid-Afrika van Heilna du Plooy. En daarbovenop nog onze prachtige prijs.

Julle eie navorsing behels kartering en kennismakings. Watter skrywers was vir julle voor die werk aan die boek nog onbekend? Watter skrywers se rol blyk groter te gewees het ter plaatse as wat julle dalk vir eers vermoed het?

Toen wij rond 2000 onze eerste colleges gaven, was het merendeel van de auteurs nog onbekend. Van veel wisten wij niet meer dan hun naam, of wat wij bij onze hiervoor genoemde voorlopers Besselaar, Bosman en Conradie over hen gelezen hadden. Ook het werk van Siegfried Huigen De weg naar Monomotapa, was in dit opzicht een eyeopener. Later ontdekten wij niet alleen steeds meer auteurs, maar ook hoe belangrijk bijvoorbeeld de stichtelijke lectuur was in de achttiende en negentiende eeuw. En natuurlijk viel ons ook de rol op van de drie auteurs die tegen het einde van de negentiende eeuw van de historische roman in Zuid-Afrika het meest gelezen genre maakten. Samen met de egodocumenten over bijvoorbeeld De Grote Trek en de Boerenoorlog zijn zij bepalend geweest in de vorming van de Afrikaner-identiteit.

Julle wys uit op gesprekke oor grense en tye heen, met skrywers wat repliek lewer en aansluiting vind met bepaalde figure en aspekte van die land en geskiedenis, of dit Ronelda Kamfer, JM Coetzee of Jan Greshoff is. As julle moet kies, watter gesprekke toon die mees samehangende beeld van hoe Nederlandse literatuur en Afrikaans op mekaar ingewerk het in Suid-Afrika?

Vooral in de negentiende en twintigste eeuw is er veel wederzijdse uitwisseling op literair gebied tussen Nederland en Zuid-Afrika. Het meest sprekende voorbeeld is met afstand J. van Melle, die vanuit een Nederlandse literaire traditie romans en verhalen schreef, die nadat ze in het Afrikaans zijn vertaald grote invloed hebben uitgeoefend op Zuid-Afrikaanse auteurs. Lees hierover André Brink.

Hoe beskou julle die gelaagde dinamiek tussen Afrikaanse en Nederlandse letterkundes vandag? Vind julle dat ’n ahistorisiteit ingetree en toe gebly het vanweë onder meer die kulturele boikot of is die bande wel dieper? Watter aspekte toon duidelike groei in die literêre uitruiling? Hoe beskou julle die kontak vandag? Wat bied die Nederlandse en Afrikaanse literêre geskiedenis vir die belangstellende leser in Suid-Afrika en in Nederland?

Zoals in ons boek staat, werden na de afschaffing van de apartheid de banden met Zuid-Afrika onmiddellijk weer aangehaald. Toen werd ook alom het inzicht gedeeld dat de culturele boycot de positie van het Nederlands onherstelbare schade had berokkend. In Zuid-Afrika en in Nederland zijn er verschillende “herstelbewegingen” op gang gekomen, zoals de oprichting van de Suider-Afrikaanse Vereniging voor Neerlandistiek op (SAVN, 1991), het Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere (SASNEV), het Tydskrif vir Nederlands & Afrikaans, de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland.

De uitwisseling van universitaire studenten en docenten kwam weer op gang. Daarnaast verschenen er bloemlezingen met Afrikaanse en Nederlandse teksten, een Nederlandse literatuurgeschiedenis in het Afrikaans en een nieuw veelomvattend woordenboek Afrikaans en Nederlands. Leeskringen deden hun best om ook Nederlandse boeken te bespreken, in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam is een leeskring voor Afrikaanse boeken, in het Huis der Nederlanden/SASNEV worden geregeld bijeenkomsten georganiseerd en op de Afrikaanse culturele festivals en elders hebben naast Herman van Veen en Stef Bos ook nagenoeg alle toonaangevende Nederlandse en Vlaamse schrijvers opgetreden, sommigen zelfs meer dan eens. Eep Francken geeft jaarlijks in nummer 1 van het Tydskrif vir Geesteswetenskappe een bladzijdenlang overzicht van de activiteiten voor de Afrikaanse literatuur in Nederland. Maar ondanks deze inspanningen zou de situatie van vóór 1970 niet meer terugkeren. Zuid-Afrika is voor veel Nederlanders een vreemd land geworden, dat veel minder aandacht trekt dan voor 1990.

Die boek wys in omvang en die verskeidenheid van bronne wat hier geïntegreer is dat dit ’n ryk studieveld is en bly. Word vertalings en opvolgwerke in die vooruitsig gestel? Wat sal die ideale ingesteldheid teenoor hierdie korpus wees in toekomstige literatuurstudie in Suid-Afrika?

Het is nu aan anderen om het werk op dit gebied voort te zetten. Wij hopen dat in Zuid-Afrika onze literatuurgeschiedenis naast de Afrikaanse wordt gelezen en bestudeerd en in Nederland naast de Nederlandse. Dan zullen er ongetwijfeld nieuwe studies verschijnen en daarbij wegen worden ingeslagen waarvan wij ons nu nog geen voorstelling kunnen maken.

In die boek noem julle waardige onderwerpe vir die belangstellende navorsers. Watter soort navorsing in die teken van die boek stel julle verder in die vooruitsig? Watter onderwerpe (en argiewe) wil julle graag verder ontgin?

Wij hopen dat ons boek de aanzet zal geven tot een geschiedenis van de Afrikaanse pers, tot het ontsluiten van archieven van belangrijke literaire uitgevers als Van de Sandt de Villiers, van tijdschriften als het Het Nederduitsch Zuid-Afrikaansch Tydschrift, etc. Ook hopen wij dat er van de belangrijkste auteurs (nieuwe) biografieën geschreven zullen worden en tenslotte dat sommige teksten herdrukt zullen worden, eventueel vertaald in het Afrikaans.

Lees ook:

Van Ewijck-Stichting – Commendatio Prestatieprijs 2024 aan: Eep Francken en Olf Praamstra

Die vergete erfenis van Suid-Afrikaanse Nederlandse literatuur

Geen land voor dromen blaast het stof van Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur

Multatuli se grote Max Havelaar nou in Afrikaans, danksy Ena Jansen se vertaling

Toyota US Woordfees 2020: My moeder se moeder se moedertaal

Antjie Krog notitie #3: Over de witte canon van de Nederlandstalige literatuur in Zuid-Afrika

Suid-Afrikaanse letterkundes en transnasionale bande: in gesprek met Louise Viljoen

Winternachten fokus al hoe meer op transnasionale gesprek in die letterkunde

Afrikaans in die buiteland: ’n onderhoud met Eep Francken van die Universiteit Leiden

Muchu gustu: Die eiland en die honde

On postcolonialism and the neerlandophone perspective: an interview with Elleke Boehmer

Clicks: Dis dié keer regtig Van Riebeeck se skuld

Jan van Riebeeck en Krotoa se tyd: 10 verrassende feite

Themamiddag over postkoloniale beeldenstormen

Hoeveel het Jan van Riebeeck gedrink op die Drommedaris?

Is jou ouma ook ’n donkie?

Wie was op De Huisgenoot se eerste voorblad in 1916?

Canonisering en de onstuitbare transitie van "Afrikaanse literatuur"

Simone Atangana Bekono, Radna Fabias en Babs Gons in Kaaps/Afrikaans

Digkuns en Karibiese postkoloniale romans op Neerlandistiekdag 2022 (Week van het Nederlands in Suid-Afrika)

Stemme: noord en suid

Tweespraak met Ronelda S. Kamfer: "I view my work as overlapping with that of activists, but I do not consider myself one."

Het ondermijnen van mooie plaatjes

Herdenking van die afskaffing van slawerny

SASNEV met die Van Ewijck Stigting se prestasieprys vereer

Kaapse sentrum ’n kulturele tuiste vir die Nederlandse taal en letterkunde in Suid-Afrika

Nuwe interkulturele bande word gesmee by SASNEV

Pareltjes uit Amsterdam: Zuid-Afrikahuis-besoek met Wessel van Arnhem

Pareltjes uit Amsterdam: Hanlie Retief aan’t Keizersgracht

SAVN Nederlandse Winterschool (Julie) – ’n perspektief deur Leona Conradie, MA-student aan die Universiteit van Wes-Kaapland

Die driejaarlikse kongres van die Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN), Windhoek, 8–10 Julie 2024

Stef Bos: ’n Konstante spieël waarin ek lewe, is dié tussen Afrikaans en Nederlands

Eenders en anders: Om Nederlands weer in Suid-Afrikaanse skole bekend te stel

Die Toyota US Woordfees se Nederlandse niggie

Brussel tot Karoo-skrywersresidensie: ’n onderhoud met Vlaamse skrywer Gerda Dendooven

Sampai Jumpa Lagi, Indonesië – Memories van my 2016-trip Indonesië toe

Muchu gustu: And that’s a rap. Oor Fresku

Karwan Fatah-Black (Universiteit Leiden): "De tweede en derde generatie hebben vanzelfsprekender toegang tot kritische narratieven over Europees kolonialisme."

Black Heritage Tours (Amsterdam): an interview

Intercontinental entanglements: slavery, Dutch colonialism and post-colonial identifications

Aruba, Cross Over en CARAN: ’n onderhoud met Eric Mijts

Nederlands in Suid-Amerika

Brief en repliek 10: Slot

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top